clase 1

   Clase 1
   Vacaciones en la playa

   thema: vakantie

   mavo/havo 1
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

   Clase 1
   Vacaciones en la playa

   thema: vakantie

   mavo/havo 1

Slide 1 - Slide

El programa de hoy
Diez (10) minutos: Información, libros, introducirte, reglas.
Veinte (20) minutos: introducción capítulo 1 
Diez (10) minutos: escuchar (luisteren), uitspraak van letters.
Quince (15) minutos: los verbos regulares
Quince (15) minutos: hacer un regalo

Slide 2 - Slide

Info Libros
Materiaal:
Paso adelante deel 1, tekstboek en werkboek A
Schrift, Pennen, Opgeladen laptop

Klassentaal: Onthoud 1 zin van de posters aan de muur!

Lessonup klassencode: rmuas 

Toets:  
S.O. (12-03-25)

Slide 3 - Slide

Reglas
1. spullen en huiswerk in orde
2. vragen? hand opsteken
3. als docent spreekt, ben je stil
4. binnen? groeten en op je eigen plaats gaan zitten, spullen gereed
5. respecteer elkaar en zit niet aan elkaars spullen
6.  opgeladen laptop in je rugzak

Slide 4 - Slide

S.O. stof (12-03-25)
- Vocabulario 1.1 t/m 1.4 (WB. P. 27 y 28) (L-R)
- Frases clave bron E + K (TB. P. 13 y 16) (Beide kanten)
- Getallen 0-20 (bron H, TB. P. 15)
- Vervoeging regelmatige werkwoorden in de presente (Bron I P. 24)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Capítulo 1
  1. Leemos página 10 en nuestro libro de texto (tekstboek)
  2. Hacemos una sopa de letras sobre vocabulario 1.1 

Slide 7 - Slide

Canciones (liedjes) 
WB p.5, oefening 2
Escucha las canciones. 
(= Luister de liedjes) 

Welk liedje hoor je?
Nummer ze in de juiste volgorde. 



Canciones H1 oef 2

Slide 8 - Slide

Pronunciación (uitspraak)
 WB p.7-8 oefening 4

4a: luister en zeg na
4b: luister en vul in 
el girasol
el queso
Uitspraak

Slide 9 - Slide

El presente - los verbos regulares
  1.  Bekijk of het werkwoord eindigt op -ar, -er of -ir. 
  2.  Kijk in de zin om welke persoon het gaat. (yo, tú, él/ella/usted, nosotros, vosotros, ellos/ellas/ustedes
  3.  Vervoeg het werkwoord juist. 

Slide 10 - Slide

El presente - ejercicio
Hablar - tú ...................................
Vivir- nosotros ...............................
Escuchar - ellos ................................
Comer - yo .................................
Leer - él ................................
escribir - vosotros ................................

Slide 11 - Slide

El regalo

Slide 12 - Slide