What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Verwijswoorden - Formuleren HS2
Verwijswoorden - Formuleren HS2
Verwijswoorden
Formuleren HS 2
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden - Formuleren HS2
Verwijswoorden
Formuleren HS 2
Slide 1 - Slide
1. Vanwege de gevechten heeft het Rode Kruis zijn personeel teruggetrokken.
A
goed
B
fout: zijn = de
C
fout: zijn = haar
D
fout: zijn = deze
Slide 2 - Quiz
2. Een meisje wat aan voetbal doet, was in 1960 nog een vreemd verschijnsel.
A
goed
B
fout: wat = dat
C
fout: wat = die
D
fout: wat = wie
Slide 3 - Quiz
3. De klant accepteert de prijsverhoging niet, want hij is in strijd met de afspraak.
A
goed
B
fout: hij = wat
C
fout: hij = het
D
fout: hij = die
Slide 4 - Quiz
4. Zodra jullie dit formulier hebben ingevuld, moeten jullie hem retourneren.
A
goed
B
fout: hem = ze
C
fout: hem = het
D
fout: hem = deze
Slide 5 - Quiz
5. Ellen is op zoek naar een vriend waarop ze volledig kan vertrouwen.
A
goed
B
fout: waarop = op wie
C
fout: waarop = opwie
D
fout: waarop = waar op
Slide 6 - Quiz
6. Waarom hebben jullie niet alles geleerd dat de docent had opgegeven?
A
goed
B
fout: dat = dit
C
fout: dat = waarop
D
fout: dat = wat
Slide 7 - Quiz
7. Omdat de reünie een succes was, gaan we hem nu om de vijf jaar organiseren.
A
goed
B
fout: hem = dat
C
fout: hem = die
D
fout: hem = het
Slide 8 - Quiz
8. Uw administratiesysteem is verouderd en daarom gebruiken we die niet meer.
A
goed
B
fout: die = deze
C
fout: die = dat
D
fout: die = haar
Slide 9 - Quiz
9. De verzekeringsmaatschappij geeft haar cliënten volgend jaar een winstdeling.
A
goed
B
fout: haar = zijn
C
fout: haar = het
D
fout: haar = hun
Slide 10 - Quiz
10. Volgens mij heeft dit apparaat door de jaren heen haar diensten wel bewezen.
A
goed
B
fout: haar = zijn
C
fout: haar = hun
D
fout: haar = dat
Slide 11 - Quiz
11. Opa Bos neuriet vaak deze oude melodie, omdat hij hem vrolijk maakt.
A
goed
B
fout: hij = wat
C
fout: hij = haar
D
fout: hij = die
Slide 12 - Quiz
12. De kinderen mochten bij opa op schoot en hij vertelde hun een verhaaltje.
A
goed
B
fout: hij = wat
C
fout: hij = haar
D
fout: hij = die
Slide 13 - Quiz
More lessons like this
Fouten met verwijswoorden - klas 3
January 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
debatteren 3c
November 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3hv 5. Grammatica/6. Formuleren: Fouten met verwijzen
October 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
NGA3A les op 25 november 2021
November 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H.4 Verwijswoorden
January 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Nederlands: formuleren H.3 +H.4
February 2021
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
foute verwijswoorden
February 2024
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Formuleren hoofdstuk 4 verwijswoorden
April 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2