1. Staat er een vorm van "to be" in de zin? (am-is-are)
Ja --> Gebruiken He is old - Is he old? - He isn't old
Nee --> Ga naar 2
2. Staat er een hulpwerkwoord in de zin? (can, could, will, would enz)
Ja --> Gebruiken They can swim - Can they swim? - They can't swim
Nee --> Ga naar 3
3. Gebruik een vorm van "to do" (do-does)
We like ice-cream - Do we like ice cream? - We don't like ice cream.