2H Dieren afsluitende les

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Tiere!

Was hast du gelernt dieses Kapitel?

Categorie 1: woordenschat!

7 vragen

Wat betekent 'streicheln'?

1/7

1. aaien
2. wegrennen
3. strepen
4. verzorgen

Wat zijn 'koeien' in het Duits?

2/7

1. Kuhen
2. Kühen
3. Kühe
4. Kuhe

Wat zijn 'Mäuse"?

3/7

Wat is 'paard' in het Duits? Lidwoord hoeft niet.

4/7

Welk dier wordt hier omschreven?

Omschrijving dier 1

5/7

1. Katze
2. Affe
3. Löwe
4. Maus

Welk dier wordt hier omschreven?

Omschrijving dier 2

6/7

1. Kaninchen
2. Maus
3. Hamster
4. Katze

Welk dier wordt hier omschreven?

Omschrijving dier 3

7/7

1. Wolf
2. Elefant
3. Hund
4. Pferd

Categorie 2: grammatica!

7 vragen

Welke vorm klopt?
'Ik heb getraind' (trainieren)

1/7

1. Ich habe getraind.
2. Ich habe getraint.
3. Ich habe traniere.
4. Ich habe trainiert.

Welke vorm klopt?
'jij wacht' (warten)

2/7

1. du wartest
2. du warst
3. du wartetest
4. du warstet

Welke vorm klopt?
jullie spelen

3/7

1. ihr spielen
2. sie spielen
3. sie spielt
4. ihr spielt

Welke vorm klopt?
u verzorgt

4/7

1. sie versorgen
2. Sie versorgen
3. Sie versorgt
4. sie versorgt

Hoe vertaal je:
Zij heet Maya.

5/7

Hoe vertaal je:
Jullie hebben de dierentuin bezocht.
(den Zoo / besuchen)

6/7

Hoe vertaal je:
Max aait de hond.
(streicheln / den Hund)

7/7

BONUS!

Wie snapt de grap?

Ein Wolfshund und ein Ameisenbär begegnen sich. Fragt der Ameisenbär:

"Was bist du denn für ein Tier?"

"Ich bin ein Wolfshund. Mein Vater ist ein Wolf und meine Mutter ist ein Hund. Und du?"

"Ich bin ein Ameisenbär."

"Ach komm, das glaubst du doch selbst 

nicht!"

Leg de grap uit.