F: lire

Aujourd'hui, c'est le ...
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 1 - Slide

Chapitre 6
Objectif: Aan het eind van deze les heb je geoefend met vragen stellen, woordvolgorde en de getallen tot 100 in het Frans.  Leesvaardigheid opdracht: Aan het eind van deze paragraaf ken je woorden die te maken hebben met je omgeving (denk aan huis, tuin, stad, etc.) en herken je de structuur van een tekst: inleiding, middenstuk, slot.
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
1. Vragen stellen & Woordvolgorde / Kahoot: getallen tot 100
2. Les devoirs

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde & Vragen

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen een vraagzin in het Nederlands en het Frans?
A
Er is geen verschil.
B
In het Nederlands heb je geen vraagzinnen.
C
In het Frans verandert de woordvolgorde niet.
D
In het Nederlands verandert de woordvolgorde niet.

Slide 4 - Quiz

1
2
3
4
5
A
B
C
D
E

Slide 5 - Drag question

Tu es ....?
...est la fille blonde là-bas?
Tu vas à Paris ...?
...tu vas à pied au collège?
Tu vas à la gare ....?
Les devoirs c'est pour ....?
Pourquoi
comment
quand
quand
qui

Slide 6 - Drag question

souvent - vous - allez - au musée

Slide 7 - Open question

regardé - un film - as - tu

Slide 8 - Open question

KAHOOT
Les nombres (jusqu'à 100)

Slide 9 - Slide

Les devoirs 1HV2

F - Lire
- Faire les exercices 22 jusqu'à 25
- Apprendre le vocabulaire E & F 
- Apprendre zinnen C 
- Apprendre grammaire D 


Slide 10 - Slide

Questions?
Zijn er nog Vragen?

Maak je huiswerk zoals dat in SOM staat en houd het goed bij.

Zorg ervoor dat je le vocabulaire door middel van Slim Stampen, Quizlet of opschrijven goed oefent en leert.

Bonne chance, au travail et à la prochaine!




Slide 11 - Slide

Les devoirs 1VE1

F - Lire
- Faire les exercices 23 jusqu'à 26
- Apprendre le vocabulaire E & F 
- Apprendre zinnen C 
- Apprendre grammaire D 


Slide 12 - Slide

Ça va aujourd'hui?
A
Ça va.
B
Comme ci comme ça
C
Ça va bien!
D
Ça ne va pas bien.

Slide 13 - Quiz