De Grote Zomervakantie Quiz

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

De Grote Zomervakantie Quiz

van klas Leiden 01

Zomervakantie

Welke zin is goed?

Welke zin is goed?

1. Ik lust geen ijs.
2. Ik lust niet ijs.

Welke zin is goed?

1. In de vakantie ik wil naar Parijs gaan.
2. In de vakantie wil ik naar Parijs gaan.

Welke zin is goed?

1. In de vakantie ben ik naar het strand gegaan.
2. In de vakantie heb ik naar het strand gegaan.

Welke zin is goed?

1. Ik ga op reis met een mooi auto.
2. Ik ga op reis met een mooie auto.

Welke zin is goed?

1. In de vakantie ik ga kamperen in de bergen.
2. In de vakantie ga ik kamperen in de bergen.

Welke zin is goed?

1. In de zomer is het lekker warm in Nederland.
2. In de zomer is het lekker warme in Nederland.

Heb je een leuke vakantie gehad?

Ik ....... in de zomervakantie met mijn familie naar Frankrijk .............

1. heb, geweest
2. ben, geweest

Ik ........ in de zomervakantie heel veel ijsjes ...........

1. ben, eten
2. heb, eten
3. heb, gegeten
4. ben, gegeten

Ik ........ met het vliegtuig naar Spanje ......................

1. ben, gegaan
2. heb, gegaan

Ik ................ deze zomer heel vaak in de zee ..................

1. heb, zwemmen
2. heb, gezwommen
3. ben, gezwommen
4. ben, zwemmen

Welk woord past in de zin?

Ik ben .......... een heel mooi museum in Parijs geweest.

1. voor
2. door
3. naar
4. met

Ik ga ............ mijn vrienden op reis naar Zwitserland.

1. van
2. met
3. door
4. en

Leiden is de mooiste stad ........ heel Nederland.

1. met
2. door
3. voor
4. van

In de zomer ga ik ........ bezoek bij mijn vrienden in Duitsland.

1. op
2. met
3. voor
4. naar

Maak de zin goed af....

Helaas.......

1. hebben we maar drie weken vakantie.
2. we hebben maar drie weken vakantie.

Eerst ga ik kamperen in Frankrijk. Daarna.....

1. ga ik naar Duitsland.
2. ik ga naar Duitsland.

Waarschijnlijk....

1. het wordt morgen mooi weer.
2. wordt het morgen mooi weer.

Het gaat vanavond regenen. Daarom

1. ga ik niet buiten eten.
2. ik ga niet buiten eten.

Volgende week hebben wij geen les

1. omdat het is zomervakantie.
2. omdat het zomervakantie is.

Ik pak mijn koffer in

1. omdat ik morgen wil gaan op vakantie.
2. omdat ik morgen op vakantie wil gaan.

Als.............. ga ik met mijn kinderen naar het strand

1. de zon morgen schijnt
2. schijnt morgen de zon

Hoe ga je in de vakantie Nederlands oefenen?