Stijlfiguren

Welkom 3Ha

Pak je laptop en doe mee met LessonUp
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 3Ha

Pak je laptop en doe mee met LessonUp

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Bespreken huiswerk
  • Afronden hoofdstuk 2 
  • Start H1 Woordenschat: stijlfiguren

Slide 2 - Slide

Toets in zicht
Wanneer?
Woensdag 29 september

Wat? 
Lezen H1 + H2 + De Brug onderdeel lezen

Slide 3 - Slide

Tekststructuren 
Argumentatiestructuur 
Aspectenstructuur 
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 4 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 6 en 7
Eerst: controle met Het Rad

Slide 5 - Slide

Opdracht 6
1 de Deltawerken 
3 voor- en nadelenstructuur: Dat zie je aan formuleringen als:
- ‘Het Deltaplan had een aantal voordelen […].’ (al. 4)
- ‘Een ander voordeel van het Deltaplan […].’ (al. 5)
- ‘Nog een pluspunt […].’ (al. 6)
- ‘Ook de recreatieactiviteiten hebben negatieve gevolgen […].’ (al. 10)
- ‘Kortom, de Deltawerken hebben veel goede dingen gebracht, maar er zijn ook problemen door ontstaan.’ (al. 11)

Slide 6 - Slide

Opdracht 6
4 a geëvacueerd (al. 2): tijdelijk verplaatst
b zeearmen (al. 3): delen van een zee of oceaan die het land binnendringen
c effectiever (al. 4): doeltreffender
d zeespiegel: hoogte van het zeewater
e vergden (al. 4): maakten nodig
f verzilting (al. 5): proces waarbij de bodem steeds zouter wordt
g compartimentering (al. 7): verdeling in afgegrensde gebieden
h brakke (al. 7): enigszins zoute
i getij (al. 7): systeem van eb en vloed
j flora en fauna (al. 10): alle planten en dieren in een bepaald gebied
k ecosystemen (al. 11): gebieden die qua planten, dieren en andere organismen als een geheel kunnen worden opgevat
5 oorzaak-gevolgverband
6 doel-middelverband

Slide 7 - Slide

Opdracht 6
7 Omdat het Deltaplan doet waarvoor het bedoeld is: voldoende veiligheid bieden; het is dus effectief. Bij het plan om de dijken te verhogen blijft het risico op overstromingen bestaan vanwege de stijging van de zeespiegel. De verhoogde dijken zijn dus niet effectief, doordat ze niet doen waarvoor ze bedoeld zijn. 
9 tegenstellend verband – In alinea 4 t/m 6 staan voordelen van het Deltaplan en in alinea 7 t/m 9 staan nadelen.
10 echter (al. 5)
11 ‘Kortom, de Deltawerken hebben behalve veiligheid nog veel andere goede dingen gebracht, maar er zijn ook problemen door ontstaan.’ (eerste zin)

Slide 8 - Slide

Start Woordenschat
Hoofdstuk 1: stijlfiguren
Herhaling, tegenstelling, opsomming

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat zijn stijlfiguren eigenlijk?

Slide 11 - Open question

Stijlfiguren
Een tekst kun je op verschillende manieren aantrekkelijk maken. Hiervoor kun je stijlfiguren gebruiken. Dit gebruik je om iets te benadrukken. 

Slide 12 - Slide

3 stijlfiguren
Herhaling: precies dezelfde woorden nog een keer noemen
 "Plus geeft meer, veel meer."

Tegenstelling: je zet twee tegenovergestelde zaken naast elkaar
"Vierkant in de fles, rond op de tong" (reclame van jeneverproducent)

Opsomming: je noemt een aantal zaken na elkaar die meestal een verband hebben 
"Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder."

Slide 13 - Slide

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Drommels, drommels en nog eens drommels!'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 14 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'In de stille kamer was er erg veel herrie in haar hoofd.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 15 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Hij voelde zich goed. Nee, hij voelde zich geweldig, fantastisch zelfs!'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 16 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Het regent, maar toch word ik niet nat.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 17 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Dat is leuk gedaan, heel leuk.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 18 - Quiz

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Dat is leuk gedaan, heel leuk.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 19 - Quiz

Opsommingen
In dit hoofdstuk worden 3 bijzondere opsommingen behandeld:

1. de drieslag
2. de climax
3. de omgekeerde climax


Slide 20 - Slide

Drieslag
Een drieslag is een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen. Het is een effectieve manier om je boodschap extra krachtig en overtuigend te maken. Je kan een drieslag gebruiken aan het eind, of het begin van je tekst. 

'Heerlijk helder Heineken'
'Ik kwam, ik zag, ik overwon.'
 


Slide 21 - Slide

Climax

Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.

Voorbeeld:

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.


Je hebt goed, beter en je hebt het beste.

Slide 22 - Slide

Omgekeerde climax
Een omgekeerde climax is een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht afnemen. Het is het tegenovergestelde van een climax.


'Hij is wereldberoemd, nou ja... in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.'
'Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig.'

Slide 23 - Slide

3

Slide 24 - Video

00:28
Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 25 - Quiz

00:43
Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.
Geproefd van het leven, zoveel vrienden ongekend.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 26 - Quiz

01:14
Met bloed zweet en tranen, zei ik, rot hier nu maar op.
Met bloed zweet en tranen,
Zei ik vrienden, dag vrienden, de koek is op.

Welke stijlfiguur herken je hier vooral?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Rampen bedreigen het menselijk leven, knolraap en lof, schorseneren en prei
Waar zijn geloof, hoop en liefde gebleven, knolraap en lof, schorseneren en prei
* Welke stijlfiguren herken je hier?

A
opsomming en herhaling
B
tegenstelling en herhaling
C
drieslag en herhaling
D
tegenstelling en opsomming

Slide 29 - Quiz

Verzin nu zelf een climax bij dit plaatje!

Slide 30 - Open question