2. Vraagstelling van de enquête
1. Gebruik duidelijke omschrijvingen en vermijd moeilijke of onduidelijke omschrijvingen zoals ‘geluk’, ‘innovatief’, 'duurzaam' etc.
2. Vermijd het gebruik van dubbele ontkenningen.
3. Geen open vragen bij een enquêtevragen! behalve als het echt niet anders kan.
4. Stel concrete, duidelijke vragen die duidelijke eenduidige antwoorden opleveren. Dus vraag maar één ding tegelijk.
5. Maak gebruik van neutrale enquêtevragen. Vermijd sturing te geven aan de antwoorden.
6. Zorg ervoor dat de enquêtevragen gemakkelijk (met de computer) te verwerken zijn
7. Houd rekening met de context waarin de enquêtevragen gesteld worden.
8. Houd er rekening mee dat bepaalde enquêtevragen gevoelig liggen.
9. Formuleer de vragen niet te persoonlijk of bedreigend.