This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Taal, woordenschat
(les 2)
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van de les heb ik alle woorden behandeld
Aan het einde van de les kan ik zinnen maken met de woorden
Aan het einde van de les heb ik woorden met ei en ij geoefend.
Slide 2 - Slide
De woorden + betekenis
Populair = Iets wat veel mensen leuk vinden Acteur = Iemand die in een film speelt of op toneel Mollig = Beetje dik / stevig Deskundige = Iemand die heel veel weet van iets Absurd = Belachelijk Anoniem = Niet bekend wie het is Actief = Bewegelijk
Slide 3 - Slide
De woorden + betekenis
Accepteren = Er mee akkoord gaan. Het goed vinden. Ontsporen = Van de weg raken Passagier = Iemand die mee reist met bv de trein Levensecht = Iets wat niet echt is maar wel zo lijkt Maximaal = Niet meer dan dat Compleet = Er mist niks De eigenaar = De persoon van wie het is
Slide 4 - Slide
Ik wil graag die nieuwe schoenen hebben want die zijn heel ............
A
Levensecht
B
Populair
C
Maximaal
D
Adopteren
Slide 5 - Quiz
Deze ....... weet veel over de aarde en het heelal
A
Acteur
B
Eigenaar
C
Deskundige
D
Passagier
Slide 6 - Quiz
Deze puzzel is niet ....... er missen stukjes.
A
Compleet
B
Levensecht
C
Maximaal
D
Absurd
Slide 7 - Quiz
............. van het restaurant is niet bij met de lockdown.
A
De acteur
B
De passagier
C
De deskundige
D
De eigenaar
Slide 8 - Quiz
Ik heb een roos gekregen maar ik weet niet van wie? De roos is .......... verstuurd.
A
Maximaal
B
Absurd
C
Anoniem
D
Actief
Slide 9 - Quiz
In de trein was er een ............ besmet met het corona virus.