De profeet leefde een sober leven, waarbij hij soms dagenlang weinig of niets te eten had. Hij deelde wat hij bezat met de armen, vaak zelfs voordat hijzelf iets nam. Daarnaast woonde hij aan de rand van de moskee, in de buurt van de ahl aṣ-ṣuffa, daklozen en reizigers zonder onderdak, die hij steunde met zijn zorg en tijd.