4.2 Wat levert het op? (deel 2)

Winst
4.2 Wat levert het op? 1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Winst
4.2 Wat levert het op? 1

Slide 1 - Slide

Winst
4.2 Wat levert het op? (deel 2)
Deze les:
  • berekenen winst / verlies
  • faillissement

Slide 2 - Slide

4.2 Wat levert het op? (deel 2)
  • Winst
  • wat overblijft als je de kosten van de opbrengt afhaalt
  • winst = opbrengst - kosten

Slide 3 - Slide

Voorbeeldvraag
Op de kerstmarkt heb je 36 muffins verkocht
voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaalt
je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk
bereken je winst.
  • Geld wat je krijgt voor de muffins: €1,20 x 36=  €43,20
  • Totaal betaalt om de muffins te verkopen:  €6,20
  • Winst: 43,20 - 6,20=  €37,00

Slide 4 - Slide

4.2 Wat levert het op? (deel 2)
  • Verlies
  • wanneer de kosten hoger worden van de opbrengsten
  • tijdelijk verlies kun je opvangen met geld wat je nog hebt of je kunt een geld lenen

Slide 5 - Slide

Voorbeeldvraag 2
voor de kerstmarkt heb je 36 muffins gemaakt, maar maar 2 verkocht ;-( voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaalt
je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk
bereken je verlies.
  • Geld wat je krijgt voor de muffins: €1,20 x 2= €2,40
  • Totaal betaalt om de muffins te verkopen: €6,20
  • Winst: 2,40 - 6,20= -€3,80 

Slide 6 - Slide

4.2 Wat levert het op? (deel 2)
  • Failliet
  • als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen, gaat het failliet
  • het bedrijf gaat dicht en zal nooit meer open gaan

Slide 7 - Slide

Noem een bedrijf dat failliet is gegaan?

Slide 8 - Open question

Een bedrijf verdient €250,00 euro met het verkopen van games. Om de games te verkopen geven ze €300,00 uit. Het bedrijf maakt hierdoor........
A
Winst
B
Het bedrijf maakt geen en ook geen verlies
C
Verlies

Slide 9 - Quiz

Wat kan een bedrijf doen on geen verlies meer te maken?
A
Ze kunnen meer personeel aannemen
B
Ze kunnen personeel gaan ontslaan
C
Ze kunnen inkopen
D
Ze kunnen efficiënter gaan werken

Slide 10 - Quiz

Huiswerk
TL/K :Maak opgave 29 t/m 34 van H4.2 (blz.104 t/m blz.105)

K/B: Maak opgave 31 t/m 36 van H4.2 (blz.147 t/m blz.148)

Slide 11 - Slide