Onregelmatige werkwoorden en imparfait - 3t

Aftekenen leerdoel 3
- Ik ken être, avoir, faire, venir, vouloir en aller in de présent + vertaling
- Ik ken de ik-vorm in de passé composé + vertaling 
- Ik ken de uitgangen van de imparfait.
Hoe oefenen? 
 Maak ex. 8 A, B, C, en E
Werkwoordenschema's blz. 172-178
Taalregel imparfait blz. 170
Hoe laten zien? 
Lessonup >75% = afgetekend,  of later bij docent met oef. 8 + controlevragen

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Aftekenen leerdoel 3
- Ik ken être, avoir, faire, venir, vouloir en aller in de présent + vertaling
- Ik ken de ik-vorm in de passé composé + vertaling 
- Ik ken de uitgangen van de imparfait.
Hoe oefenen? 
 Maak ex. 8 A, B, C, en E
Werkwoordenschema's blz. 172-178
Taalregel imparfait blz. 170
Hoe laten zien? 
Lessonup >75% = afgetekend,  of later bij docent met oef. 8 + controlevragen

Slide 1 - Slide

Présent
Noteer de juiste vorm. 

Slide 2 - Slide

We zijn in Frankrijk
Nous .. en France.

Slide 3 - Open question

Ik wil beroemd zijn.
Je ... être célèbre.

Slide 4 - Open question

Ga je naar school?
Tu ... à l'école?

Slide 5 - Open question

Ze maken een taart.
Ils ... un gateau.

Slide 6 - Open question

Kom je ook naar het feest?
Tu ... aussi à la fete?

Slide 7 - Open question

Heeft u kinderen?
Vous ... des enfants?

Slide 8 - Open question

Passé composé
Kies de juiste vertaling. 

Slide 9 - Slide

Ik ben naar de supermarkt geweest.
... au supermarché.
A
J'ai été
B
J'ai eu
C
Je suis venu
D
J'ai fait

Slide 10 - Quiz

Ze is naar mijn huis gekomen.
... à ma maison.
A
Elle est allée
B
Elle est venue
C
Elle a voulu
D
Elle a eu

Slide 11 - Quiz

We zijn naar Frankrijk gegaan.
... en France.
A
On est allé
B
On a été
C
Nous sommes allés
D
Nous sommes venus

Slide 12 - Quiz

Heb je een cadeau gehad?
... un cadeau?
A
Tu as été
B
Tu as voulu
C
Tu es venu
D
Tu as eu

Slide 13 - Quiz

Imparfait
Noteer de infinitief (hele werkwoord). 

Slide 14 - Slide


Tu étais

Slide 15 - Open question

Je venais

Slide 16 - Open question

Nous avions

Slide 17 - Open question

Tu allais

Slide 18 - Open question

Ils voulaient

Slide 19 - Open question