LL module 2 - les 5 / Twee vrouwen

do. 14 jan. - 4V3 - 5e uur
          Nederlands, literatuur, module 2 + Hersenschimmen en Twee vrouwen

Lesdoelen deze week:

  • Je kunt het thema en de tweede laag van de twee behandelde romans beschrijven.
  • Je kunt de theorie van module 1 en 2 uit Laagland toepassen op de twee behandelde romans.


GPW-stof: Laagland M1+M2; Hersenschimmen; Twee vrouwen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

do. 14 jan. - 4V3 - 5e uur
          Nederlands, literatuur, module 2 + Hersenschimmen en Twee vrouwen

Lesdoelen deze week:

  • Je kunt het thema en de tweede laag van de twee behandelde romans beschrijven.
  • Je kunt de theorie van module 1 en 2 uit Laagland toepassen op de twee behandelde romans.


GPW-stof: Laagland M1+M2; Hersenschimmen; Twee vrouwen

Slide 1 - Slide

Programma vandaag
  • Korte herhaling theorie LL 
  • Koppeling Hersenschimmen aan theorie Laagland: korte herhaling belangrijkste thema’s
  • Groepsopdracht Twee vrouwen in break-outrooms
  • Gezamenlijke afsluiting.

Slide 2 - Slide

Laagland
Module 1:
  • Zakelijke tekst: taal als middel (b.v. informatieoverdracht).
  • Literaire tekst: taal als doel (‘foregrounding’: als een taaluiting opvalt omdat die voor de lezer afwijkt van wat normaal is).

Module 2:
Vormen van taalgebruik in alle soorten literaire teksten (bewerkstelligen ‘foregrounding’):
  • Stijlfiguren: afwijkende woordkeuze en formulering
  • Beeldspraak en symboliek: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 3 - Slide

Module 2: Literair taalgebruik en betekenistoekenning
  • ‘Foregrounding’: ‘iets mooi of bijzonder verwoorden’; opvallend taalgebruik.
  • --> Níet informatieoverdracht, eenduidigheid of begrijpelijkheid staan centraal.

  • Schrijver past o.a. stijlfiguren, vormen van beeldspraak en symboliek toe om ‘foregrounding’ te bewerkstelligen.
  • Lezers zoeken naar samenhang in teksten. Betekenisstructuren ontstaan door herhalingen (overeenkomsten) en opposities (tegenstelling).
  • --> Dit zijn niet de 'herhaling' en 'tegenstelling' die onder de stijlfiguren vallen. Als lezer zoek je verbanden en structuren in de tekst, waaronder (inhoudelijke) herhalingen en tegenstellingen, die jou helpen de tekst en thematiek (de 'diepere laag’) te begrijpen. 




Slide 4 - Slide

Hersenschimmen: titel en thematiek
  • Metafoor: Maarten > demente mens/vergeten > onmogelijk om de werkelijkheid te kennen en er vat op te krijgen (ook niet met een Heidensieck-thermometer):

  • Hersenschimmen: ieder mens ervaart zijn eigen realiteit > Motto: ‘Een mooie droom waar iedereen in wordt gesust en afzonderlijk uit wakker wordt’

  • Taal: instrument om greep op de werkelijkheid te houden.

Slide 5 - Slide

Hersenschimmen: titel en thematiek
  • Verwijzingen naar het einde/de dood:
  • --> taal die afbrokkelt;
  • --> verdwijnende herinneringen (ben je dan nog?);
  • --> de winter en het isolement;
  • --> wegvallende lichamelijke functies;
  • --> verlies van gevoel voor conventies.
  • Motieven die hierbij horen: Graham Greenes roman, de foto’s, de hond, het verlangen naar lente, de kinderen, flash-backs, Engels-Nederlands.

Slide 6 - Slide

Hersenschimmen: vertelsituatie en stijl
  • Ik-perspectief, maar met inconsistenties of stijlbreuken:
  • --> De auteur heeft zich goed verplaatst in de situatie van Maarten en laat de lezer dit voelen,
  •         maar grijpt toch zo nu en dan in (interpunctie; cursiveringen; ‘terzijdes’); 
  • --> Sommige beschrijvingen van Maarten zijn ineens heel uitgebreid en soepel;

  • Stijl: helder en direct > vergroot tragiek.
  • Realistische weergave (door deskundigen bevestigd).
  • De auteur heeft de ongrijpbaarheid van de wereld gegoten in een herkenbare en kenbare vorm en een romanwerkelijkheid gecreëerd. Soms vertoont de illusie barsten.

Slide 7 - Slide

Groepsopdracht Twee vrouwen
Werk met je groepje aan de opdracht over Twee vrouwen
  • Voor de beantwoording van een aantal vragen is het noodzakelijk het uittreksel te bestuderen.
  • Zorg ook dat je Laagland bij de hand hebt.
  • We werken minimaal 10 minuten in de break-outrooms.
  • Vragen stellen kan in de chat.
  • Ik kom ook even langs bij elk groepje.

Slide 8 - Slide

Heb je di. 19/1 het 5e uur liever een les over "Twee vrouwen" dan een mentorgesprekje in een groepje van zes?
Ja
Nee

Slide 9 - Poll

Tot slot
  • GPW/SE: ma. 25 jan. 11.15 - 12.15 uur op school
  • Stof: Laagland module 1 en 2; Hersenschimmen (+ uittreksel) en Twee vrouwen (+ uittreksel). 
  • Mogelijk extra les / vragenuurtje dinsdag 19/1 tijdens mentoruur.
  • Hieronder vind je (nogmaals) uitleg over de stijlfiguren.

Slide 10 - Slide

Stijlfiguren (1)
Stijlfiguren zijn bewust toegepaste afwijkingen van het alledaagse taalgebruik. Ze zorgen voor een bepaald effect bij de lezer (zie blz. 53-55).

  • Antithese: tegenstelling --> b.v. leven – dood; zomer – winter; oud – jong.
  • Repetitio: (vrijwel) ongewijzigde herhaling van een woord(groep) --> b.v. uur na uur; drommels, drommels en nog eens drommels…
  • Paradox: schijnbare tegenstrijdigheid --> b.v. schrijven is schrappen; kalm aan en rap een beetje; haast je op je gemak
  • Opsomming: van namen, feiten of gegevens --> b.v. wij kopen wijn, kaas en brood




Slide 11 - Slide

Stijlfiguren (2)
  • Litotes: ontkenning van het omgekeerde
    --> b.v. hij woont daar niet onaardig
  • Ironie: milde (zelf)spot of verbale ironie (als het tegenovergestelde gezegd wordt van wat bedoeld wordt)
    --> b.v. wat zie jij er schitterend uit! (als iemand net uit de regen komt)
  • Eufemisme: ‘verzachting’
    --> b.v. overlijden (i.p.v. doodgaan); het kleinste kamertje (i.p.v. wc) 
  • Chiasme: kruisstelling > twee paren van woorden of woordgroepen  --> b.v. iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen

Slide 12 - Slide

Stijlfiguren (3)
  • Parallellisme: terugkeer van dezelfde woordvolgorde
    --> b.v. spreken is zilver, zwijgen is goud; looft, alle volken, looft den heer, roemt, alle landen, roemt zijn eer
  • Pleonasme: een vanzelfsprekende eigenschap van een begrip wordt nog eens verwoord
    --> b.v. hete zon; gestoorde gek 

  • Tautologie: eenzelfde begrip wordt meerdere malen met synoniemen uitgedrukt
    -->  b.v. altijd en voor eeuwig; gratis en voor niets

  • Hyperbool: sterke overdrijving
    --> b.v. ze weende een zee van tranen; de regen valt met bakken uit de lucht

  • Retorische vraag: vraag waarvan het antwoord als bekend verondersteld wordt.
    --> b.v. je denkt toch niet dat ik gek ben?

Slide 13 - Slide