Present simple & Present Continuous

Present Simple
&
Present Continuous
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Present Simple
&
Present Continuous

Slide 1 - Slide

De present simple gebruik je om feiten, gewoonten, en dingen die we regelmatig doen te bespreken.

  • Water boils at 100 degrees
  • I teach you every Tuesday
  • She always cycles to work, but when it rains she goes by car.
Present simple

Slide 2 - Slide

Hoe maak je een present simple?
I / you / we / they = de stam van het werkwoord: walk, cook, organise
he / she /it (SHIT-woorden) = stam + s: walks, cooks, organises





Uitzonderingen
Wanneer de stam van een woord eindigt op:
-o - komt er -es achter het woord bij he/she/it --> I go - he goes
-s/ch - komt er -es achter het woord bij he/she/it --> I watch - she watches
-y - dan veranderd de -y in -ies bij he/she/it --> I fly - it flies

Maar.. eindigt het woord op een -y met een klinker ervoor (a, o, i, e, u) dan komt er alleen een -s achter.

Slide 3 - Slide

Test time
Kies het juiste antwoord om de zin passend te maken, of vul het juiste antwoord in.

Slide 4 - Slide

Johnny always .... (to have) a cup of coffee in the morning
A
have
B
haves
C
has
D
havs

Slide 5 - Quiz

Lisa often ... (to lose) a lot of money in the casino.
A
loses
B
lose
C
losses
D
loos

Slide 6 - Quiz

My team ... (to score) a goal every match we play.

Slide 7 - Open question

Present continuous
Deze tijd gebruik je wanneer iets NU plaatsvindt.
Voorbeelden?

John is nu aan het sporten - John is exercising now
Ik ben de krant aan het lezen nu - I am reading the paper at the moment.

Signaalwoorden?
Right now, at the moment, now, currently

Slide 8 - Slide

Hoe maak je een Present Continuous?
een vorm van 'to be' + stam + -ing
am + read + ing, is + walk + ing
Uitzonderingen?
woorden die eindigen op een -e: -e wordt vervangen door -ing
have - having, give - giving
Woorden met 1 lettergreep eindigend op een medeklinker met een klinker ervoor verdubbeld de medeklinker:
swap - swapping, cut - cutting, stop - stopping, beg - begging 
Het werkwoord 'to be'
  • I am     
  • you are     
  • he is     
  • she is     
  • it is     
  • we are     
  • you are      
  • they are     

Slide 9 - Slide

Test time!
Kies het juiste antwoord om de zin passend te maken, of vul het juiste antwoord in.

Slide 10 - Slide

I ... (to answer) these questions at the moment.
A
am answer
B
is answering
C
answer
D
am answering

Slide 11 - Quiz

Sue ... (not / read) a book at the moment, but a newspaper.
A
is not reading
B
not reads
C
is not read
D
not reading

Slide 12 - Quiz

Simple of continuous
Kies of het present simple of continuous moet zijn in de zin die je ziet op de slide.

Slide 13 - Slide

She ... (not/study) at the moment
A
is not studying
B
does not study

Slide 14 - Quiz

They ... (to go) to a restaurant every Saturday
A
are going
B
go

Slide 15 - Quiz

He normally ... (to eat) dinner at home.
A
is eating
B
eats

Slide 16 - Quiz

Julie ... (to sleep) upstairs at the moment
A
is sleeping
B
sleeps

Slide 17 - Quiz

Present Simple
Present Continuous

Slide 18 - Slide