Hoofdstuk 2

Klaar voor de les?

Jas aan de kapstok
Kauwgom in de prullenbak
Telefoon in de telefoontas
Boek en pen op tafel
1 / 48
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Klaar voor de les?

Jas aan de kapstok
Kauwgom in de prullenbak
Telefoon in de telefoontas
Boek en pen op tafel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

2.1: naar een ander soort leven
Deel 1

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen hoe Nederland vanaf 1815 bestuurd werd. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

Voorkennis activeren:
  • Vraag de leerlingen: wat hebben deze mensen met elkaar gemeen? (Evt even in duo's uitwisselen)
  • Daarna de vraag: wat doet de koning nu nog? --> in de rest van de les kijken we naar hoe de rol van de koning vroeger was
Nederland onder Napoleon 
Het Koninkrijk der Nederlanden 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Koning Willem I was het staatshoofd:
  • = persoon met het hoogste gezag (macht) in een staat

Nederland werd een constitutionele monarchie:
  • Constitutie = grondwet
  • Monarchie = koninkrijk 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Hoe werd Nederland bestuurd?

  • De koning mocht ministers ontslaan en benoemen
  • Ministers maakten wetten en voerden deze uit
  • Er was een parlement met een Eerste en Tweede Kamer die stemden of wetten uitgevoerd mochten worden 
  • De koning koos de Eerste Kamer en de Tweede Kamer werden bij verkiezingen gekozen door de rijkste mannen van het land 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Steeds meer ontevredenheid
Er ontstonden 2 groepen in de politiek:
  • Liberalen: vrijheid in de politiek            zij waren ontevreden over de politiek en wilden verandering 
  • Conservatieven: de macht moet bij de adel en de koning blijven (alles bij het oude) 

De liberalen en katholieken komen in opstand in Zuid-Nederland          ontstaan van het koninkrijk België

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Liberalen
Conservatieven
"Ik wil dat de overheid zich niet bemoeit met mijn bedrijf."
"Het koningshuis moet blijven, omdat dit bij Nederland hoort.
"In het parlement moeten vooral veel mensen van adel zitten, want dit is hoe het altijd is geweest."
"Ik wil dat niet alleen mensen van adel kiesrecht hebben, maar ook anderen."

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Wat hoort niet bij Nederland voor 1848?
A
De koning is de leider van de regering
B
Het parlement bepaalt wie er in de regering zit
C
De koning kiest de leden van de Tweede Kamer
D
Ministers worden gekozen door de koning

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Leg in je eigen woorden uit wat het begrip 'constitutionele monarchie' betekent.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Klaar voor de les?

Jas aan de kapstok
Kauwgom in de prullenbak
Telefoon in de telefoontas
Boek en pen op tafel

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

2.1: naar een ander soort leven
Deel 2: t/m p. 55

Slide 15 - Slide

Ik ben in de Lessonup ervan uitgegaan dat 1 paragraaf over 2 lessen wordt verdeeld!
Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat er door de grondwet van 1848 veranderde in het bestuur van Nederland.
  • Ik kan uitleggen hoe de leef- en werkomstandigheden van de arbeiders waren.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De grondwet van 1848
In 1848 komen overal in Europa mensen in opstand tegen de koningen (= revoluties)            koning Willem II is bang dat hetzelfde gaat gebeuren in Nederland           hij laat Thorbecke de grondwet veranderen 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

De grondwet van 1848
Wat staat er in de nieuwe grondwet?
  • De koning is niet meer de leider van de regering          hij heeft minder macht
  • Het parlement bepaalt wie er in de regering zit
  • Eerste Kamer wordt niet meer gekozen door de koning
Nog steeds geen democratie          alleen de rijke mannen mogen stemmen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

Tot 2:49. 

Kijkvragen:
  • Welke voorbeelden van slechte werkomstandigheden heb je gehoord?
  • Welke voorbeelden van slechte leefomstandigheden heb je gehoord?
Wonen en werken in de industriële samenleving
Komst van fabrieken            ontstaan van industriële samenleving:
  • Meeste mensen wonen in steden en werken in fabrieken

Hoe zag het leven van arbeiders er uit in de 19e eeuw?
  • Lange werkdagen
  • Slechte omgeving
  • Weinig loon
  • Kinderarbeid
  • Slechte leefomstandigheden 
  • Veel ziektes
Al deze problemen rondom de leef- en werkomstandigheden heten de sociale kwestie 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

  • Ik kan beschrijven hoe door de industrialisatie de samenleving veranderde.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Veranderingen in de samenleving
Werknemers zijn hier ontevreden over          oprichting van vakbonden:
  • Onderhandelen met werkgevers
  • Staken voor betere werkomstandigheden 

In de politiek komt er ook meer aandacht voor de sociale kwestie:
  • Onderzoek naar leef- en werkomstandigheden
  • Wetten die het leven van arbeiders verbeteren

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Klaar voor de les?

Jas aan de kapstok
Kauwgom in de prullenbak
Telefoon in de telefoontas
Boek en pen op tafel

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

2.2: stromingen in de samenleving
Deel 1: p. 58 t/m p. 60

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  •  Ik kan uitleggen waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid.
  • Ik kan uitleggen welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Uitbreiding van het kiesrecht
1815:
  • Alleen mannen met een hoog inkomen mochten stemmen
1917:
  • Algemeen kiesrecht voor alle volwassen mannen
  • Passief kiesrecht voor vrouwen (= jezelf verkiesbaar stellen, maar niet stemmen)
1919:
  • Actief kiesrecht voor vrouwen 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Uitbreiding van het kiesrecht
Nederland wordt een parlementaire democratie als alle burgers kiesrecht krijgen:
  • Democratie = het volk heeft de macht 
  • Parlement = de Eerste en Tweede Kamer 
Dus, het parlement heeft de hoogste macht en de burgers kiezen het parlement 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Stromingen in de politiek
In het parlement zitten politieke partijen, die een bepaalde stroming hebben met een eigen politieke partij, kranten en tijdschriften:
  • Liberalen
  • Conservatieven
  • Confessionelen 
  • Socialisten
  • Communisten

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Strijd over het onderwijs
De overheid ging aan het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw steeds meer openbare scholen oprichten:
  • De overheid betaalde die scholen en controleerde het onderwijs

Het gevold is dat arme mensen betere kansen krijgen in de samenleving  (= emancipatie)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Strijd over het onderwijs
Confessionelen zijn mensen die in de politiek uitgaan van het geloof. Ze wilden twee dingen:
  • Scholen die lesgeven in hun eigen godsdienst --> oplossing = oprichting van eigen scholen 
  • De overheid moet deze scholen gaan financieren --> ze gaan politieke partijen oprichten om dit te bereiken


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Strijd over het onderwijs
In 1917 komt de Onderwijswet: de overheid gaat ook bijzondere scholen betalen

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

In welk jaar krijgen vrouwen actief kiesrecht?
A
1815
B
1848
C
1917
D
1919

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft bij een parlementaire macht de minste macht?
A
Het parlement
B
De koning
C
De minister president
D
Het volk

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Mensen die in de politiek uitgaan van het geloof noemen we...
A
Liberalen
B
Conservatieven
C
Confessionelen
D
Socialisten

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

2.2: stromingen in de samenleving
Deel 2: p. 56 en 57

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Klaar voor de les?

Jas aan de kapstok
Kauwgom in de prullenbak
Telefoon in de telefoontas
Boek en pen op tafel

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen welke stromingen streefden naar meer gelijkheid. 
  • Ik kan beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Waar strijden deze mensen voor?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Stromingen in de politiek
In het parlement zitten politieke partijen, die een bepaalde stroming hebben met een eigen politieke partij, kranten en tijdschriften:
  • Liberalen
  • Conservatieven
  • Confessionelen 
  • Socialisten
  • Communisten

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Strijd voor gelijkheid
Iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid is een socialist:
  • Socialisten wilden meer gelijkheid voor arbeiders 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Strijd voor gelijkheid
Er waren 2 manieren om deze gelijkheid te bereiken:
  • Met sociale wetten de positie van de arbeiders langzaam veranderen 
  • De ongelijkheid moet opgelost worden door een revolutie, waardoor de hele samenleving verandert (= communisme)

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

De positie van vrouwen
Naast ongelijkheid tussen rijke en arme mensen, was er ook ongelijkheid tussen mannen en vrouwen:
  • Wetten zorgen ervoor dat vrouwen achtergesteld worden 
Rond 1870 gaan vrouwen zich tegen de discriminatie verzetten:
  • Mensen die opkomen voor vrouwenrechten heten feministen

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Liberalen
Conservatieven

Socialisten

Communisten

Confessionelen
"Ik wil dat de overheid ook de school van mijn kind gaat betalen, waar lesgegeven wordt met de Bijbel."
"De overheid moet arbeiders met wetten gaan helpen."
"Ik wil dat de koning de machtigste man van het land blijft."
"Ik wil dat de overheid zich niet bemoeit met hoeveel ik mijn werknemers betaal."
"Arbeiders moeten met wapens in actie komen tegen de overheid!"

Slide 46 - Drag question

This item has no instructions

Welke twee dingen bereiken de eerste feministen?
A
Kiesrecht voor vrouwen
B
Vrouwen krijgen evenveel betaald als mannen
C
Mannen gaan meer doen in het huishouden
D
Vrouwen kunnen naar het hoger onderwijs

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk
  • Ga naar 2.2 'Stromingen in de samenleving'
  • Maak de opdrachten

  • Klaar met de opdrachten van paragraaf 2.2? --> Aan de slag met de keuzeopdracht en topografie

Slide 48 - Slide

This item has no instructions