10 voor biologie OB - Telmethodes oefenen met rekenen

Biologie rekenmethodes
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Biologie rekenmethodes

Slide 1 - Slide

Vangst - terugvangst methode

Slide 2 - Slide

Vangst - terugvangst methode

Slide 3 - Slide

Vangst - terugvangst methode

Slide 4 - Slide

Vangst - terugvangst methode
Stap 4: Rekenen
  • A = aantal dieren ≈ populatiegrootte
  • V1 = Vangst aantal dag 1
  • V2 = Vangst aantal dag 2
  • G2 = Gemerkte dieren gevangen
                op dag 2


A=G2(V1V2)

Slide 5 - Slide

Oefenvragen
Vul alleen een heel cijfer in als antwoord in de volgende oefenvragen. 

Slide 6 - Slide

Een ecoloog vangt bij de eerste vangst vangt in totaal 44 konijnen, die vervolgens een ring om de poten krijgen. Deze konijnen worden weer losgelaten. Een week later vangt hij opnieuw konijnen. Dit keer 34 stuks, waarvan er 4 een ring om de poten hebben.
Bereken de grootte van de konijnenpopulatie.

Slide 7 - Open question

William vangt op dag 1 in totaal 4 egels, die hij markeert met een rode stip. De egels worden weer losgelaten en drie dagen later vangt William weer egels. Hij vangt er nu 6 waarvan 2 egels een stip hebben.

Hoe groot is de populatie egels in het park?

Slide 8 - Open question

Mario vangt in de visvijver de eerste keer 37 stekelbaarsjes, die hij allemaal markeert met een groene stip. Vervolgens laat hij de dieren vrij.
Een week later vangt hij 44 vissen, waarvan er 2 een stip hebben.

Hoe groot is de populatie stekelbaarsjes in de vijver?

Slide 9 - Open question

Stekelbaarsjes met een groene stip vallen echter eerder op voor hun roofdier (de snoek), waardoor ze sneller opgegeten worden.

In de vorige vraag was een populatie berekend van 814 stekelbaarsjes. (37 eerste keer met stip, tweede vangst 2 van de 44 een stip).

Zal de werkelijke populatie stekelbaarsjes groter, gelijk aan of kleiner zijn dan 814 stekelbaarsjes?
A
Groter dan 814
B
Gelijk aan 814
C
Kleiner dan 814

Slide 10 - Quiz

Een ecoloog vangt 18 hermelijnen en deze krijgen een ring om de achterpoot.

De tweede vangst levert 43 hermelijnen, waarvan er 3 een ring om de poot hebben. Hoe groot is de populatie?

Slide 11 - Open question

Hermelijnen die eenmaal in een val zijn gelopen, hebben proefondervindelijk geleerd om de tweede keer minder snel in een val te lopen.

Uitgaan de van deze informatie en de informatie van de vorige vraag, welke uitspraak is dan juist?
A
De daadwerkelijke populatie zal kleiner zijn dan 258 hermelijnen
B
De populatie zal bestaan uit 258 hermelijnen
C
De daadwerkelijke populatie zal groter zijn dan 258 hermelijnen

Slide 12 - Quiz

Kwadrant methode - basis
  1. Bepaal de grootte van het populatie gebied.
  2. Verdeel het gebied in (vierkante) kwadranten.
  3. Bepaal het aantal organismen in 1 kwadrant (N1).
  4. Populatiegrootte = N1 * aantal kwadranten.

Slide 13 - Slide

In een weiland van 80m2 maakt Sjon kwadranten van 1 m2.
Op één kwadrant telt hij 3 brandnetel planten.

Hoeveel brandnetel planten staan er ongeveer in het weiland?

Slide 14 - Open question

Kwadrant methode - gevorderd
  1. Bepaal de grootte van het populatie gebied.
  2. Verdeel het gebied in (vierkante) kwadranten.
  3. Bepaal het aantal organismen in 2 kwadranten (N1 en N2).
  4. Bereken of er meer dan 10% verschil is tussen de 2 kwadranten.
  5. Verschil <10% --> bereken de populatiegrootte.
    Verschil >10% --> bepaal het aantal organismen in een volgend kwadrant tot het verschil minder dan 10% is.

Slide 15 - Slide

Kwadrant methode - gevorderd
  1. Populatiegrootte = ((N1+N2+N3+N...)/aantal bepaalde kwadranten) * aantal kwadranten in gebied.

Slide 16 - Slide

Oefenvraag grasplantjes
Piet vraagt zich af hoeveel grasplantjes er in zijn achtertuingazon groeien.  Zijn achtertuingazon is 10 meter breed en 13 meter lang. Hij heeft drie keer het aantal sprietjes op een vierkante meter geteld. Het aantal sprietjes per getelde vierkante meter was als volgt:
Vierkant 1: 1253
Vierkant 2: 1107
Vierkant 3: 1195
Ga er vanuit dat elk grasplantje bestaat uit drie sprietjes.

Slide 17 - Slide

Oefenvraag grasplantjes
Vierkant 1 bevat 1253 sprietjes, vierkant 2 bevat 1107 sprietjes. Het verschil is groter dan 10%, want….

1253 : 10 = 125 sprietjes (125 sprietjes is dus 10%)
1253 – 125 = 1128 (het verschil tussen 1107 en 1253 is meer dan 125 sprietjes)
1253 – 1107 = 146

Dus het derde vierkant moet geteld worden. 

Slide 18 - Slide

Oefenvraag grasplantjes
Ga zelf door met de oefenvraag met Vierkant 3: 1195 sprietjes.

Bereken het aantal grasplantjes (1 plantje = 3 sprietjes).

Slide 19 - Slide

Het aantal grasplantjes is:

Slide 20 - Open question

Klaar
KLAAR!

Slide 21 - Slide