taal, woordenschat blok 3

taal, woordenschat blok 3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

taal, woordenschat blok 3

Slide 1 - Slide

Hoe kan ik de betekenis van een woord in de tekst vinden?
A
Ik lees verder.
B
Ik lees terug.
C
Ik kijk naar de plaatjes.
D
Ik vraag het aan iemand.

Slide 2 - Quiz

Wat weet je van het Inuktitut?

Slide 3 - Mind map

Zo noemen de Eskimo's zichzelf.
A
Inuktitut
B
Rauw vlees eter
C
Inuït
D
Echte mensen

Slide 4 - Quiz

Met welke vervoersmiddelen verplaatsen Eskimo's zich?

Slide 5 - Open question

de kariboe
de iglo
het wak
de harpoen

Slide 6 - Drag question

1

Slide 7 - Video

Hier hoor je een kerstlied in de taal van de Eskimo's. Welke taal spreken zij?

Slide 8 - Open question

de
middernachtzon, wat is dat?
A
Een volle maan.
B
De zon die komt niet op en het blijft donker.
C
Een mooie sterrennacht.
D
De zon in het poolgebied die niet ondergaat in de zomer. Hij schijnt dus ook ’s nachts.

Slide 9 - Quiz

Wat is er bijzonder aan de poolnacht?
A
het is dan maandenlang donker.
B
Het is dan maandenlang licht.
C
Het is een hele koude nacht.
D
Dan is het zomer op de Noordpool.

Slide 10 - Quiz

de Eskimo
de iglo 
de Inuit
het Inuktitut
Een bewoner van het
noordpoolgebied.
Een rond huis van blokken
sneeuw.
‘Inuit’ betekent ‘echte
mensen’. Zo noemen de
Eskimo’s zichzelf.
De taal die veel Eskimo’s
spreken.

Slide 11 - Drag question

Wat gebeurt er bij vastvriezen?

Slide 12 - Open question

Wat zijn nomaden?
A
Mensen die op een vaste plaats blijven wonen.
B
Voedsel
C
Mensen die rondtrekken tussen verschillende plaatsen.
D
Een voertuig voor de Eskimo's.

Slide 13 - Quiz

Wat is bloggen?
A
Een stukje tekst voor in de krant schrijven.
B
een radioprogramma maken voor op internet.
C
Een video maken voor op internet.
D
Een stukje tekst op internet schrijven.

Slide 14 - Quiz

Waaraan herken je een sneeuwscooter?
A
Dat hij 4 wielen heeft in plaats van 2.
B
Aan de rupsbanden en ski's.
C
Aan de honden ervoor.
D
Dat hij sneeuw kan scheppen.

Slide 15 - Quiz

het
noordpool-
gebied
rauw
de harpoen
de kajak
Het stuk land rond de
Noordpool.
 eten dat niet
gekookt of gebakken is.
Een grote pijl van ijzer
met haakjes eraan.
Een kano voor één persoon.

Slide 16 - Drag question

Waar of niet waar?
Als je iets ijzig noemt, is het lekker warm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat is een iglo?

Slide 18 - Open question

Welke zin is waar?
A
Groenland is het enige groene land waar Eskimo's wonen.
B
Groenland ligt in het noordpoolgebied.
C
Groenland ligt in het zuidpoolgebied.
D
Groenland bestaat niet.

Slide 19 - Quiz

Welke woorden heb je
deze les geleerd?

Slide 20 - Mind map

Ik kon beter leren met de vragen op de Chromebook.
Ja
Nee

Slide 21 - Poll