De-woorden: die/deze
mannelijk (concreet): hij/hem/zijn
vrouwelijk (abstract): -heid-, -teit-, -nis, -schap, -de, -te, -ei, -ing, -ie, -iek, -ica, -theek, -tuur, -ine, -age, -is, -uur, -st)
ze (dingen)/zij/haar
Het-woorden: onzijdig dat/dit/het/hem/zijn