Druk, Dichtheid&materialen scheiden

H7.1 Stoffen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

H7.1 Stoffen

Slide 1 - Slide

druk = F / A

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Opgave
Hans legt twee tegels met hun grootste oppervlak op een zachte ondergrond. Ze zakken allebei een eindje in de ondergrond. Tegel A is 20 bij 20 bij 3 cm. De massa van tegel A is 6,5 kg. Tegel B is 60 bij 60 bij 3 cm. De massa van tegel B is niet bekend. Tegel B zakt dieper in de ondergrond dan tegel A.
Laat met een berekening zien hoe groot de massa van tegel B minstens moet zijn.

Slide 4 - Slide

Antwoord
oppervlak tegel A = 20 × 20 = 400 cm²
oppervlak tegel B = 60 × 60 = 3600 cm²
Het oppervlak van tegel B is 9× zo groot als dat van tegel A.
Het gewicht van tegel B moet minder dan 9 ×  6,5 kg zijn, anders zakt tegel B dieper in de grond. 
Dus minder dan 58,5 kg. 

Slide 5 - Slide

Dichtheid
  • Massa
  • Volume berekenen


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Eureka!
  • Lees de vragen
  • Maak tijdens de video de eerste 3 vragen
  • Na de video kun je aan de slag met vraag 4 en 5

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Verschillende materialen
-Hout (bewerken, stevige verbindingen maken)
-Koper en PVC (elektriciteitsinstallaties)
-Glas (kan vloeistof en gas tegen houden)
-Polyetheen (kunststof, vele manieren toepasbaar)
-Rubber (elastisch, veerkracht)

Slide 10 - Slide

Wat gaan we deze les doen?



  • Welke soorten afval er zijn en hoe daarmee omgegaan wordt
  • Voor welke toepassingen verschillende materialen gebruikt kunnen worden
Aan de slag

Slide 11 - Slide

Afvalverwerking
  • Gescheiden inzamelen -> minder belastend voor het milieu
  • Recycling: producten gebruiken als grondstoffen voor nieuwe producten
  • Composteren: reducenten breken GFT-afval af tot compost (mest)
  • Apart inzamelen van klein chemisch afval (KCA)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Stofeigenschappen bepalen voor welke toepassing een stof of materiaal geschikt is
  • synthetische stoffen = kunstmatige  materialen
  • composiet = mengsel van twee verschillende soorten materiaal
  • additieven = toevoegingen zoals bijv. E -nummers
  • Tegenwoordig kiezen we graag voor duurzame of zelfherstellende materialen 
  • een zuivere stof bestaat uit 1 soort deeltje/moleculen

Slide 14 - Slide

Bijvoorbeeld een windsurfplank
-Plank moet drijven
-Plank moet stevig zijn
-Zeil moet stevig zijn
-Zeil moet 'licht' zijn
-Zeil moet doorzichtig zijn
-Mast moet licht zijn
-Mast moet stevig zijn

Slide 15 - Slide

Maken opdrachten H7.1 
 1 t/m 20

Slide 16 - Slide