H5 Woche 36 (DDR + Aussprache + Grammatik)

Willkommen
Woche 36 
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen
Woche 36 

Slide 1 - Slide

Die Planung
- Kurzes Video (Einleitung DDR-Projekt = thema dossier)
- Mit dem Buch anfangen
- Sprechfertigkeit
- Lesefertigkeit
- Hörfertigkeit
- Grammatik

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Gibt es Fragen zum Video?

Slide 4 - Slide

BRD (BondsRepubliek Duitsland)-DDR (Duits Democratische Republiek)
BRD (BondsRepubliek Duitsland)
-DDR (Duits Democratische Republiek)

Slide 5 - Slide

NAVO 1949
West-Duitsland trad toe tot de NAVO (de Noord-Atlantische Verdrags-organisatie). Dat was een militair bondgenootschap van het westen om zich te verdedigen tegen de dreiging van de Sovjet-Unie. (West)Duitsland speelde dus internationaal weer mee, vier jaar na de oorlog.
EGKS 1952
West-Duitsland integreerde verder door deelname aan de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Economische samenwerking tussen de aangesloten landen was goed om twee redenen.
1. De productie van kolen en staal voor de oorlogsindustrie kon efficiënt en goedkoper georganiseerd worden.
2. Frankrijk en Duitsland hadden al eerder over het bezit van deze grondstoffen oorlog gevoerd. Door hun economiën op dit punt te integreren zou de kans op vreedzame oplossingen tussen deze landen toenemen.
Wirtschaftswunder jaren '50
De BRD ontving veel steun (denk aan het Marshallplan) voor de wederopbouw van de Duitse industrie en de Duitse steden en infrastructuur. Maar de Duitsers voerden de wederopbouw met ongelofelijk veel inzet uit. Gesproken werd over het 'economisch wonder' van de BRD.
Konrad Adenauer
In de jaren '50 werkte deze bondskanselier (minister-president van de BRD) keihard aan het verbeteren van het imago van West-Duitsland. zocht toenadering tot de voormalige geallieerden en andere westerse landen. Hij stimuleerde binnenlands het economisch herstel (Wirtschaftswunder) en hij maakte van de BRD een stabiele democratie die vertrouwd werd door de andere landen. Hij erkende het bestaan van twee Duitslanden echter niet, omdat hij vond dat er een Duitse eenheidsstaat moest zijn.
BRD

Slide 6 - Slide

DDR
Staatssicherheitsdienst (Stasi)
Oost-Duitsland werd totalitair bestuurd. Het hele leven stond onder controle van de communistische partij en iedereen werd gecontroleerd op loyaliteit en trouw aan de DDR. De binnenlandse veiligheidsdienst (Stasi) had overal gewone mensen als spionnen rondlopen om ieders gedrag en uitspraken door te vertellen aan de stasi.
In 1953 kwamen veel Oost-Duitsers in opstand tegen het gebrek aan vrijheid en de bezetting door de Russen. De opstand van deze burgers werd neergeslagen waarna de controle door de staat alleen maar toenam.
Warschaupact 1955
Als reactie op het toetreden van de BRD tot de NAVO, trad de DDR toe tot het militaire bondgenootschap van het Oostblok (de Oost-Europese landen achter het IJzeren Gordijn): het Warschaupact.
Comecon 1949
De DDR trad ook toe tot het economisch samewerkingsverband tussen de Oostbloklanden. De comecon (Council for Mutual Economic Assistence) hielp niets in de wederopbouw van de DDR. De Sovjet-Unie nam hoge herstelbetalingen en beroofde de industrie door de Duitse fabrieken naar Rusland over te brengen.
Planeconomie
De economie stond o.l.v. de Sovjet-Unie en die este dat ook de DDR met vijfjarenplannen moest werken. Plannen waarin van te voren vaststond wie wat moest produceren en hoeveel. Daarin werd niet gekeken naar wat er nodig was voor de burgers en hun welvaart. De tegenstelling met de BRD's wirtschaftswunder werd schrijnend. In de DDR heerste armoede en onderdrukking.
Berlijnse Muur 1961
Natuurlijk probeerden veel mensen te ontsnappen naar de BRD via West-Berlijn. In het begin was dat niet zo moeilijk, omdat je nog gewoon tussen de bezettingszones heen en weer kon reizen. Denk bijvoorbeeld aan familiebezoek of werken in een ander stadsdeel.
Tot 1961 vluchtten ongeveer drie miljoen vooral jongeren en hoogopgeleiden op deze manier naar het westen. In de maand juli van 1961 alleen al namen 30.000 mensen de vlucht. Om deze leegloop te stoppen bouwde de DDR de muur dwars door Berlijn. De geallieerden lieten dit gebeuren, omdat de afspraak was dat je de invloedssfeer van de ander met rust moest laten. Het risico op (atoom)oorlog was te groot.

Slide 7 - Slide

Erklärung des Projekts
- Buch lesen
- Poster erstellen + Präsentation machen
- Mündliche Prüfung in der Prüfungswoche
            2 Kurzgeschichten
            Thema von eurer Präsentation verknüpfen
            Kreative Aufgabe: Soziale Medien oder passendes Lied

Slide 8 - Slide

Meine freie deutsche Jugend

Slide 9 - Slide

Sprechfertigkeit

Slide 10 - Slide

Kapitel 7
Baustein 1: Form - ß (Seite 135)
--> Macht Aufgabe 4 (Begrüßungen & Verabschiedungen)
Baustein 2: Wortschatz - insgelijks (Seite 136)
--> Macht Aufgabe 6 (Fragen)
--> Macht Aufgabe 5 (Fragen & Antworten)

Slide 11 - Slide

Gruppen für die Prüfung bilden
Und über ein Thema nachdenken!

Slide 12 - Slide

Die Hausaufgaben 
  •  Frag deine (Groß)Eltern/Nachbarn/Familienmitglieder, was sie sich vom Fall der Mauer erinnern können: schreib mindestens 3 Sätze dazu (auf Deutsch!)

Slide 13 - Slide

Die Stasi hinter der Küchenspüle

Slide 14 - Slide

Hörfertigkeit: Aufgabe 2
Im Buch: Kapitel 4, Lektion 1 (S. 84)

Slide 15 - Slide

Grammatik - Basis
In diese Test zeigst du, dass du die Basis der deutschen Grammatik beherrscht.

Viel Erfolg! Du schaffst das!

Slide 16 - Slide

Test
  • Du arbeitest für dich
  • Fragen zur Grammatik

Slide 17 - Slide

Welches Wort passt in die Lücke?
Hast du im Moment ... Nebenjob?
A
ein
B
eines
C
einem
D
einen

Slide 18 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
Ich arbeite seit sieben Jahren an ... Schule.
A
diese
B
dieser
C
diesem
D
diesen

Slide 19 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
Sie war mit ... Eltern im Wald.
A
ihre
B
ihrer
C
ihren
D
ihr

Slide 20 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
Ich habe das ... ... Geburtstag gekauft.
A
für seine
B
für seinen
C
vor seiner
D
vor seinem

Slide 21 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
Ich warte ... ... Schule auf dich.
A
für die
B
für der
C
vor der
D
vor die

Slide 22 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
Er kauft sich ... neuen Computer.
A
ein
B
eines
C
einem
D
einen

Slide 23 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
Sie hat die Bücher auf ... Tisch gelegt.
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 24 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
(haben) Du hast Glück ... .
A
gehat
B
gehabt
C
gehasst
D
gehaben

Slide 25 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
(stehen) Wie lange hast du im Regen ...?
A
gestanden
B
gestehen
C
gesteht
D
gestand

Slide 26 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
(sehen)
Welche Serie ... du im Moment?
A
sehst
B
siehst
C
seht
D
sieht

Slide 27 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
(wollen)
Ich ... später Pilot werden.
A
will
B
wolle
C
woll
D
wille

Slide 28 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
(wissen)
... ihr die Antwort?
A
weißt
B
weißen
C
wissen
D
wisst

Slide 29 - Quiz

Welches Wort passt in die Lücke?
(geen) Ich habe ... Hobbys.

Slide 30 - Open question

Welches Wort passt in die Lücke?
(deze) Ich war mit ... Schülern in Berlin.

Slide 31 - Open question

Welches Wort passt in die Lücke?
(gehen) Wir sind zu einem Freund ... .

Slide 32 - Open question

Welches Wort passt in die Lücke?
(tun) Melanie, was hast du ... ?!

Slide 33 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
Ich wünsche dir (een mooi weekend).

Slide 34 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
Wenn ich reich (zou zijn), würde ich eine Villa kaufen.

Slide 35 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
Was (zou jij ) tun, wenn du unsterblich wärest?

Slide 36 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
(Welk boek lees jij) im Moment?

Slide 37 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
(Vorig jaar) waren wir in Belgien.

Slide 38 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
(Een week geleden) haben wir uns getroffen.

Slide 39 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
Was hast du (opgeschreven)?

Slide 40 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
Wer hat (het raam geopend)?

Slide 41 - Open question

Übersetze die Worten in Klammern.
Ich bin gespannt, was er gestern (gegeten heeft).

Slide 42 - Open question

Schreibe einen kurzen Text. Beschreibe, was du am Wochenende gemacht hast.

Slide 43 - Open question

Schreibe einen kurzen Text. Schreibe, was du später machen möchtest.

Slide 44 - Open question