Betogende tekst

Welkom

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

De antwoorden van de opdrachten van lezen, lopen we morgen na, waaronder de te maken opdrachten voor nu in deze les 19, 20, 21 en 22.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 
 - wat een betogende tekst is;
- meningen en argumenten herkennen;
- signaalwoorden herkennen die een oorzaak en gevolg aangeven. 

Slide 3 - Slide

Betogende teksten

Slide 4 - Slide

Wat is een betoog?

In een betoog wil je je publiek overtuigen van
jouw standpunt (mening) over een bepaald
onderwerp.Daarvoor gebruik je argumenten.

Slide 5 - Slide

Opbouw van een betoog

Inleiding: aandacht trekken, standpunt noemen 

Kern:          argumenten + voorbeelden

Slot:           standpunt herhalen, pakkende slotzin 

Slide 6 - Slide

  • Inleiding: de schrijver formuleert zijn mening
  • Kern: hij geeft argumenten voor zijn mening
  • Slot: hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen

Slide 7 - Slide

ARGUMENT (reden)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

(signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...)



Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 8 - Slide

een FEIT
Een uitspraak die je kunt controleren.
Een feit is WAAR of ONWAAR.

Mijn brommer kostte € 500,-.
Mijn zus houdt niet van spruitjes.
Rapper Sjors heeft 5 nummer 1 hits gehad.

Slide 9 - Slide

MENING
Een uitspraak die iemand doet.
Met een mening ben je het EENS of ONEENS.

Ik vind € 500,- veel voor die brommer.
Spruitjes zijn vies.
De liedjes van rapper Sjors zijn geweldig!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

objectief of subjectief?

objectief = zonder mening of (voor)oordeel


subjectief = de schrijver geeft zijn mening over iets.

Komt het meest voor in een BETOOG.


Slide 12 - Slide

Is een tekst overtuigend?
Stel jezelf de vragen: 

Klopt dit? Is dit waar?  (feiten)
Ben ik het hiermee eens? (mening)

Slide 13 - Slide

Check: Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 14 - Open question

Op de volgende dia: 
weer een 'sleepvraag'.

Welke termen horen bij tekstdoel 'informeren'? Welke termen horen bij het tekstdoel 'overtuigen'?

Slide 15 - Slide

Informeren
Overtuigen
Feiten
Argumenten
Standpunt
Objectief
Mening
Betoog
Nieuwsbericht

Slide 16 - Drag question

Wat is een argument?
A
een bezwaar tegen iets
B
je mening een discussie
C
een uitleg van je mening

Slide 17 - Quiz

maken in de les
opdracht 19, 20, 21 en 22 pag. 153 e.v.

Slide 18 - Slide

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
een nieuwsbericht
B
een ingezonden brief
C
een reclamefolder
D
een recept

Slide 19 - Quiz

Check..
Voordat we verder gaan 
met 
'verwijswoorden' ,
 beantwoord je nog
 twee meerkeuzevragen.

Slide 20 - Slide

Iets anders...
verwijswoorden

Slide 21 - Slide

Verwijswoorden
Het is saai wanneer je in een tekst steeds hetzelfde woord gebruikt.  Daarom variatie aanbrengen.   

Hoe? ---> door verwijswoorden

Slide 22 - Slide

Verwijswoorden

  • Jan liep over straat. Hij was onderweg naar school. Die lieve jongen hield niet van te laat komen, dus hij was op tijd vertrokken

Slide 23 - Slide

Nog een voorbeeld:

Mijn zusje is vervelend. Zij pest mij enorm.

 

Slide 24 - Slide

Het laatste onderdeel van hf 3.2

tekstverband:  oorzaak/gevolg

Slide 25 - Slide

Doordat de trein was vertraagd, kwam ik te laat op school.

Doordat is het signaalwoord voor ......
A
Oorzaak-gevolg
B
Conclusie
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 26 - Quiz

Het was vanochtend spiegelglad. Daardoor waren we een half uur te laat op school.
Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg?

Slide 27 - Open question

Vanwege de coronacrisis kunnen wij drie weken niet naar school.
Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg?

Slide 28 - Open question

Aan de slag...
Zie ook weekplan 13:

Maak opdr 1 tm 12 van hf 3.2. (Lezen)
Het huiswerk wordt gecontroleerd. 

Slide 29 - Slide

Succes!
Heb je vragen? 
Je docent is 'online beschikbaar' op de momenten dat je normaal Nederlands zou hebben. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide