Vragend en aanwijzend voornaamwoord

Redekundig ontleden
        Vragend voornaamwoord
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Redekundig ontleden
        Vragend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van de les:

- Weet je wat een vragend voornaamwoord is.

- Kun je in een zin het vragend voornaamwoord benoemen.

     

Slide 2 - Slide

Voorkennis
Noem 2 aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 3 - Mind map

Er zijn vijf vragende voornaamwoorden (vrg.vnw): 
wie, wat, welk, welke, wat voor

Vragende voornaamwoorden gaan over:
- mensen
- dieren
- planten
- dingen
- iets wat gaat gebeuren of gebeurt is




Slide 4 - Slide

Wat heb je gedaan?                             -->                   Iets wat gebeurt is

Wie loopt daar op de brug?                  -->                  Een persoon

Welk dier staat daar in de wei?            -->                   Een dier

Wat voor auto hebben jullie?               -->                    Een ding

Slide 5 - Slide


Een vrg.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.

Voorbeeld: 
- Wat ga je na de basisschool doen?
- Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
- Welke fiets bedoel je?
- Welk meisje bedoel je?
- Wat voor vakantie zou je willen houden?


Slide 6 - Slide


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het vragend voornaamwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie
D
heeft

Slide 7 - Quiz


Wat voor een vakantie hebben jullie gehad? 
Het vragend voornaamwoord is:
A
hebben
B
Wat
C
Wat voor
D
voor

Slide 8 - Quiz


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie is er in een schrikkeljaar geboren? 

Slide 9 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 10 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie kan een leuk verhaal vertellen? 

Slide 11 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Slide 12 - Open question


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor soort huis hebben jullie? 

Slide 13 - Open question

Aan de slag!

Slide 14 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van de les:

- Weet je wat een vragend voornaamwoord is.
- Kun je in een zin het vragend voornaamwoord benoemen.



Slide 15 - Slide