Medicatie bij dialyse

Medicatie, infusie en bloedproducten
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Medicatie, infusie en bloedproducten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welke medicijnen worden op jullie afdeling toegediend? Geef daarbij de werking aan.

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent halfwaardetijd?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Dit zijn vetoplosbare vitamines
A
Vitamine A
B
Vitamine B
C
Vitamine C
D
Vitamine D

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Dit zijn wateroplosbare vitamines
A
Vitamine A
B
Vitamine B
C
Vitamine C
D
Vitamine D

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bloedtransfusie

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Bloedgroepen
A - B  - AB - O
Rhesus positief of negatief

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

Erythrocytenconcentraat: 300 ml = packed cells Bevat ook leuco en thrombo's. Niet voor patienten die transplanteerbaar zijn.
Leucocytenarm: 250cc; merendeel thrombo's en leuco's zijn verwijderd. Toegediend bij patienten die eerder reacties hebben gehad.
Gefiltreerde ery's: 250cc.vrjiwel alle leuco's en thrombo's zijn verwijderd. Gegeven ter voorkoming van transfusiereacties en worden gegeven bij patienten die op een transplantatielijst staan.
Rode bloedcellen (erytrocyten) worden om diverse redenen toegediend. Bij deze toediening worden 'vreemde' cellen aan de ontvanger gegeven. Hoewel er diverse testen uitgevoerd worden, voordat je erytrocyten mag toedienen, bestaat er altijd kans op een transfusiereactie.
In verband met deze transfusiereactie dienen de zakken waarin de rode bloedcellen verpakt waren gedurende een bepaalde periode bewaard te blijven. Hoe lang is deze periode?
A
6 uur
B
12 uur
C
24 uur
D
48 uur

Slide 22 - Quiz

Over het algemeen treden transfusiereacties kort na het inlopen op. Er kan echter ook sprake zijn van een verlate transfusiereactie. Deze kan optreden tot 24 uur na het toedienen van de rode bloedcellen. Tot aan deze periode dienen de zakken waarin deze rode bloedcellen gezeten hebben, bewaard te blijven. Dit om achteraf testen te kunnen uitvoeren.
Het toedienen van rode bloedcellen (erytrocyten) kan leiden tot een zogenaamde transfusiereactie. Dit komt doordat het lichaam van de ontvanger reageert op het toedienen van 'lichaamsvreemde' cellen. Ondanks de testen die vooraf aan een bloedtransfusie worden uitgevoerd, is een dergelijke reactie nooit helemaal uit te sluiten.
Welk van de onderstaande verschijnselen kunnen voorkomen bij een milde transfusiereactie?
A
Glottisoedeem
B
Geringe jeuk
C
Huiduitslag
D
Koude rilling

Slide 23 - Quiz

Een transfusiereactie is een allergische reactie op de toegediende 'lichaamsvreemde' eiwitten, in dit geval in de vorm van rode bloedcellen.
Bij een milde transfusiereactie passen verschijnselen als geringe jeuk en huiduitslag. Pijn in de flanken, glottisoedeem en koude rillingen behoren bij een meer ernstige vorm van een transfusiereactie.
Ondanks de screening in het laboratorium vooraf bestaat bij het toedienen van rode bloedcellen altijd de mogelijkheid op een allergische reactie. Het goed monitoren van zo'n persoon voor, tijdens en na een transfusie met rode bloedcellen kan je op het spoor zetten van een dergelijke reactie.
Welke parameters dienen gemonitord te worden om een dergelijke reactie vroegtijdig te signaleren?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Wanneer iemand een bloedtransfusie krijgt, is dat bij voorkeur van een donor met dezelfde bloedgroep. Maar er is een bloedgroep die aan iedereen kan worden gegeven: de universele donor.
A
O Rh+
B
O Rh-
C
AB Rh+
D
AB Rh-

Slide 25 - Quiz

Bloedgroep 0 Rh- is de universele donor: dit bloed bevat geen antistoffen en kan aan iedereen worden gegeven. Bloedgroep 0 Rh+ komt in Nederland het vaakst voor, 39% van de bevolking heeft deze bloedgroep.
Bloedproducten die zijn afgenomen voor transfusie, zoals erytrocyten, zijn beperkt houdbaar en moeten zo snel mogelijk worden toegediend.
Erytrocyten worden bewaard en vervoerd bij een temperatuur van ........... en mogen tot maximaal 6 uur na aanprikken worden toegediend.
A
+2 tot +6 °C
B
+18 tot +25 °C
C
-7 tot -2 °C
D
+ 35 tot + 37 °C

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Voordat de bloedtransfusie wordt aangesloten, wordt de infuuslijn gevuld met een infuusvloeistof. Er wordt ook een infuuszak aangesloten op een zijlijn om te kunnen gebruiken bij calamiteiten.
Welke infuusvloeistof moet op de zijlijn aangesloten worden?
A
Ringerlactaat
B
Glucose 5%
C
NaCl 0,9%
D
Glucose/ Zout oplossing

Slide 27 - Quiz

Vrijwel alle medicijnen voor infusie zijn verenigbaar met vloeistoffen met 0,9% NaCl. NaCl 0,9% wordt gebruikt om medicijnen op te lossen of te verdunnen, bij een bloedtransfusie om de infuusslang te vullen waar het bloedproduct over gegeven wordt en om aan te sluiten op de zijlijn voor gebruik bij calamiteiten.
Ringerlactaat bevat elektrolyten, zoals kaliumchloride. Glucose 5% en een glucose/zoutoplossing bevatten glucose. Deze stoffen kunnen niet samen met bepaalde medicatie en bloedproducten worden gegeven.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions