Eindexamen

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Inhoud van het examen
Het examen bestaat uit 3 onderdelen:
  1. Leesvaardigheid: je krijgt teksten met daarbij vragen die je moet beantwoorden. 
  2. Tekst schrijven: je moet een tekst schrijven. Bijvoorbeeld een zakelijke brief.
  3. Kijken/Luisteren.

    Slide 2 - Slide

    Leesvaardigheid
    Het eerste gedeelte van het examen moet je vragen beantwoorden bij verschillende teksten.

    Slide 3 - Slide

    Leesvaardigheid
    • Bekijk de tekst en de vragen
    • Lees de tekst eerst oriënterend.
    • Als je een tekst oriënterend leest, bekijk je de
    titel van de tekst. Daarna kijk je naar de bron van de tekst.  En dan lees je de eerste en laatste alinea.

    Slide 4 - Slide

    Tekstverbanden

    Slide 5 - Slide

    Vragen over tekstverbanden
    • Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
    • Wat is de functie van alinea 5 ten opzichte van alinea 5?

    Het is belangrijk om de signaalwoorden en tekstverbanden van de vorige dia uit je hoofd te leren.

    Slide 6 - Slide

    Hoofdgedachte van de tekst
    Om de hoofdgedachte te vinden in een tekst kun je de volgende vraag stellen:
    • Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?


    Soms staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot.

    Slide 7 - Slide

    Doel van de tekst
    Wat wil de schrijver bereiken bij de lezers met zijn tekst?
    Voorbeeld van tekstdoelen:
    • Informeren;
    • Activeren;
    • Overtuigen;
    • Amuseren.

    Slide 8 - Slide

    Meerkeuzevragen

    Stap 1: Lees eerst alleen de vraag.
    Stap 2: Lees nog een keer het tekstgedeelte.
    Stap 3: Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.
    Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
    Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

    Slide 9 - Slide

    Open vragen
    Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
    Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
    Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten.
    Zet het regelnummer tussen haakjes. "Het is ... tekst over." (r.23)

    Slide 10 - Slide

    Schrijfopdracht
    • Het laatste onderdeel van je examen is de schrijfopdracht.


    • Het kan bijvoorbeeld een zakelijke brief, e-mail  of een artikel zijn.

    Slide 11 - Slide

    Slide 12 - Slide