LB-WW Basis Deel 1-H5-Over wat wel en niet deugt-Les 6

1 / 14
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wijs Worden Deel 1
H5 Over wat wel en niet deugt
Les 6, p.98

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreking 
Lezen:
H5 paragraaf 5, p.98 t/m 99

Maken:
Opdr. 28 t/m 32, p. 98 t/m 99

Werken aan het PO
LB-PO-WW-Deel 1-H3-Gij deugt


Slide 3 - Slide

Opdr.28, p.98 
De fietser is NIET dapper omdat..

1. GOED DOEL: Het gaat niet om een goed doel. Integendeel: hij brengt zichzelf en anderen in groot gevaar zonder dat het iets anders dient dan lefgozer willen zijn.
NB: Er moet aan alle drie de kenmerken voldaan zijn. Alleen dan kan er sprake zijn van dapperheid. Daarom zijn 2. en 3. strikt genomen niet meer relevant.
2. PRAKTISCH INZICHT: Waarschijnlijk heeft de fietser de nodige behendigheid, maar dat neemt niet weg dat hij serieus het risico neemt vroeg of laat een ongeluk te krijgen.
3. OVERWINNING VAN ANGST: Angst deert hem kennelijk niet, hij overwint zijn angstgevoelens. Vermoedelijk brengt een kleine schrik hem niet tot ander gedrag; een ongeluk of bijna-ernstig-ongeval mogelijk wel. 



Slide 4 - Slide

Opdr.29, p.98 
De drie kenmerken van dapperheid gebruik je hier wederom om de mate van ‘dapperheid’ te onderzoeken:



1. Dat het om een goede zaak gaat is overduidelijk: de jongens redden een mensenleven, mogelijk zelfs meerdere door aan te kloppen bij andere woningen.
2. De jongens ondernamen direct actie. Ze handelen spontaan goed, en wisten de risico's goed in te schatten.
3. Bij een flatgebouw naar binnengaan waar brand is, betekent altijd ook gevaar voor jezelf. Dus moesten ze angst overwinnen. 

Slide 5 - Slide

Opdr.30, p.99 
1. je loopt het gevaar vervelende opmerkingen naar je hoofd te krijgen en/of dat je buiten de groep komt te staan. Of misschien nog erger: je wordt zelf gepest. 



2. Het minste gevaar is dat je voetbalmaatjes je verwijten dat je niet meespeelt. Maar misschien maakt de een of ander je wel voor mietje uit. 

Slide 6 - Slide

Opdr.31, p.99 
a) Dat je betrapt wordt. Dat leidt vermoedelijk tot een confrontatie met de politie en met je ouders. Daardoor ben je ook enigszins gebrandmerkt voor je omgeving. (strafblad)
b) Dat je voor een mietje wordt gehouden, dat je niet voor vol wordt aangezien, je aanzien binnen de groep verliest.
c) 'jatten' is mogelijk stoer te noemen (afhankelijk van de omschrijving van stoer), in geen geval dapper. Weigeren om te jatten is in ieder geval dapper: in dat geval wordt gevaar getrotseerd en blijf je op het rechte pad.
NB: Mogelijk kan opgemerkt worden dat het verstandig (en tevens dapper zou zijn) een andere vriendengroep te zoeken. 

Slide 7 - Slide

Opdr.32, p.99 
Waarschijnlijk heb je hier ‘gebrek aan lef’ ingevuld. Dapperheid gaat immers vaak over wat grotere dingen. Toch is dapperheid op dit voorbeeld ook wel van toepassing.



Het is namelijk dapper als het o.a. om een goede zaak gaat. Je drempelvrees overwinnen en erop afstappen kan een aanzet zijn tot een gelukkige relatie. Het goede doel is dan dus levensgeluk. Samen met anderen gelukkig worden is een bestanddeel van het goede leven.
Natuurlijk is een daad van opoffering voor een ander waarbij je gevaren moet trotseren moreel gezien van meer betekenis.
Ook heb je een bepaald praktisch inzicht nodig (bv: Wat is een goede openingszin?) en het overwinnen van een angst (bv: Wat als de reactie uitblijft of afwijzend is?).
Dapperheid is er in gradaties > Lef is een andere gradatie van dapperheid.  



Slide 8 - Slide

Paragraaf 6: Eerlijkheid
Ook een deugd.. 
p.100

Slide 9 - Slide

Deze les werken we aan:
Maken:
Opdr. 33, 35 en 36
+
Werken aan PO Gij deugt
>> Lees de opdracht goed door!! 

Slide 10 - Slide

Opdr.33, p.100
Evenals dapperheid is ook eerlijkheid een deugd. Een deugd heeft met je karakter te maken. Een deugd is niet eenmalig en daarom ben je niet een eerlijk persoon omdat je zojuist niet gelogen hebt. Nee, eerlijkheid is een deel van je persoon: je bent eerlijk. 

Slide 11 - Slide

Opdr.35, p.100
1. Dat de buschauffeur de goede kant oprijdt,
2. Dat leraren eerlijk proefwerken nakijken,
3. Dat als je Coca Cola bestelt geen Pepsi krijgt,
4. Dat het bankbiljet dat je in handen hebt niet een vervalsing betreft
5. Dat de dokter eerlijk zegt wat je mankeert etc. etc. 

Slide 12 - Slide

Opdr.36, p.100
Als je eerlijk naar elkaar bent, kun je elkaar vertrouwen. Wat hij of zij zegt is altijd waar, daar kun je van op aan, daar vertrouw je op. 




Slide 13 - Slide

Huiswerk: 
Lezen:
H5 paragraaf 6, p.100 t/m 104
(Bron 13, 14 en 15) 

Maken:
Opdr. 33, 35 t/m 37, 39, 43 en 45, p. 102 t/m p.104

PO:
Werken aan PO 'Gij deugt'



Slide 14 - Slide