1. lees de som goed
2. Wat weet je al? Ik weet dat 30 kinderen 100% is. Zet dit in een verhoudingstabel.
3. Reken uit wat 10% is (een puntje van de cirkel). Dan moet je 30 kinderen delen door 10. Nu weet je wat 10% is.
4. Nu kun je uitrekenen hoeveel punten van de cirkel met de auto naar school gaan?
Dat zijn 2 punten dus dat is 20%.
5. Nu kun je uitreken hoeveel kinderen met de auto komen.