Samenvatting taal thema 6

Quiz taal thema 6

1 / 49
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Quiz taal thema 6

Slide 1 - Slide

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 2 - Slide

Wat wordt hier omschreven?
1. Een foto of schilderij van iemand dichtbij.
A
Foto
B
Het landschap
C
De lens
D
Het portret

Slide 3 - Quiz

Wat wordt hier omschreven?
2. Een hol of bol glas in een fototoestel of verrekijker.
A
Foto
B
Bril
C
De lens
D
Het vogeltje

Slide 4 - Quiz

Vul het goede woord in.
3. Als je een goed ............ hebt, dan ben je vrolijk.
A
humeur
B
grappig
C
gezellig
D
schitterend

Slide 5 - Quiz

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 6 - Slide

Vul het goede woord in.
1. .................komt de fotograaf op school.
A
Gisteren
B
Vorige week
C
Vorig jaar
D
Vandaag

Slide 7 - Quiz

Vul het goede woord in.
2. .....................krijgt Vera de foto's
A
Gisteren
B
Vorige week
C
Over twee weken
D
Een maand geleden

Slide 8 - Quiz

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 9 - Slide

Wat is het wie-deel?
1. Morgen krijgt Vera de foto's.
A
Morgen
B
de foto's
C
Vera
D
krijgt

Slide 10 - Quiz

Wat is het wie deel?
2. Ze schrijft een briefje voor haar moeder.
A
Ze
B
moeder
C
schrijft
D
een briefje

Slide 11 - Quiz

Wanneer-deel
Wie-deel
Gisteren
Lotje
De fotograaf
Vandaag
Mijn oma
na de pauze
Ik
Vorig jaar

Slide 12 - Drag question

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 13 - Slide

Staren
gluren
loeren
aangapen
knipogen

Slide 14 - Drag question

Vul het goede woord in.
1. .. de vakantie ga ik met mijn vader vogels kijken.
A
Fantasie
B
Tijdens
C
Verrekijker
D
Plas

Slide 15 - Quiz

Vul het goede woord in.
2. We zitten in een hut aan de rand van een .. .
A
Fantasie
B
Tijdens
C
Verrekijker
D
Plas

Slide 16 - Quiz

Vul het goede woord in.
3. Door een kleine opening .. we naar de vogels.
A
Gluren
B
Tijdens
C
Verrekijker
D
Klappertanden

Slide 17 - Quiz

Vul het goede woord in.
4. Mijn vader heeft een heel goede .. .
A
Fantasie
B
Tijdens
C
Verrekijker
D
Plas

Slide 18 - Quiz

Vul het goede woord in.
6. Mijn vader zegt: 'Gebruik je ..., en doe maar net of het zomer is.
A
Fantasie
B
Tijdens
C
Verrekijker
D
Plas

Slide 19 - Quiz

Vul het goede woord in.
5. Het is erg koud, ik zit te ..
A
Gluren
B
Tijdens
C
Verrekijker
D
Klappertanden

Slide 20 - Quiz

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 21 - Slide

1. Maak er meervoud van
Is het meervoud van het woord met en of s aan het einde?

Slide 22 - Slide

Enkelvoud
Meervoud
Poster
Posters
Broertjes
Broertje
struiken
struik
dingen
ding

Slide 23 - Drag question

1. Ik heb een brief in mijn hand.
Ik heb een brief in mijn ..
A
Handen
B
Hands

Slide 24 - Quiz

2. Op de postzegel staat het symbool van een vogel.
Op de postzegel staan symbolen van ...
A
Vogelen
B
Vogels

Slide 25 - Quiz

3. Er staat vast een geheim in de brief.
Er staan vast ... in de brief.
Wat is het meervoud van geheim?

Slide 26 - Open question

Doel van dit
onderdeel:

Slide 27 - Slide

Sleep de tegenstellingen naar elkaar
Beleefd
Recht
Snel
Klein
Onbeleefd
Groot
Langzaam
Krom

Slide 28 - Drag question

De speurtocht is niet kort, de speurtocht is...
A
lang
B
vies
C
rechts
D
dik

Slide 29 - Quiz

De bomen zijn niet dun, ze zijn ..
A
Lang
B
Vies
C
rechts
D
Dik

Slide 30 - Quiz

Mijn schoenen blijven niet schoon, ze worden ..
A
lang
B
vies
C
rechts
D
dik

Slide 31 - Quiz

Maak een zin met de tegelstelling groot en klein

Slide 32 - Open question

Maak een zin met de tegenstelling licht en donker

Slide 33 - Open question

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 34 - Slide

Als je iemand helpt dan ben je?
A
Logisch
B
Behulpzaam
C
Bepaald
D
Gek

Slide 35 - Quiz

Duidelijk te zien.
A
Logisch
B
zichtbaar
C
Kennelijk
D
Vergrootglas

Slide 36 - Quiz

Dit klopt.
Het is..............
A
Logisch
B
zichtbaar
C
Kennelijk
D
Vergrootglas

Slide 37 - Quiz

Uitleg:
Teken: Een cijfer, letter of iets anders. Tekens zie je op je mobiele telefoon of computer.

Symbool: Een plaatje dat iets anders voorstelt. De duif is het symbool voor vrede.

Slide 38 - Slide

Teken
Teken
Teken
Symbool
Symbool
Symbool

Slide 39 - Drag question

het symbool
het teken
Het pictogram
De cartoon

Slide 40 - Drag question

Onthoud dit goed!

Slide 41 - Slide

Hoeveel vraagtekens zie je in de tekst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 42 - Quiz

Welke naam staat er voor het apenstaartje?

Slide 43 - Open question

Welk woord staat er tussen haakjes?

Slide 44 - Open question

Wat staat er naast het hekje?

Slide 45 - Open question

Doel van dit 
onderdeel:

Slide 46 - Slide

maart
juni
januari
mei
februari
april

Slide 47 - Drag question

de avond
de nacht
de ochtend
de middag

Slide 48 - Drag question

woensdag
dinsdag
zondag
zaterdag
vrijdag
maandag
donderdag

Slide 49 - Drag question