Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen.
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980.
Organische vormen zijn niet geometrische vormen, waarbij de architect ideeën opdoet uit de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi.