Week 48 Nederlands 2 H

Nederlands 2H week 48
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 2H week 48

Slide 1 - Slide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons/tablets verboden, tenzij de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. 

Slide 3 - Slide

Week 48  28 november t/m 
2 december 2022
  • Vervolg grammatica
  • We gaan door met lezen in periode 2
  • otfyw => code LessonUp

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Deze week:
  • je kunt verschillende woordsoorten herkennen in een zin.
  • je kunt verschillende zinsdelen herkennen in een zin.

Slide 5 - Slide

Weektaak 48
  • Lees de theorie op bladzijde 24
  • Maak opdracht 6 en 9 op bladzijde 24/25
  • Lees de theorie op bladzijde 26
  • Maak opdracht 1 en 3 op bladzijde 26/27
Zie ook bladzijde 190 en 191!!

Slide 6 - Slide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3 (toetsweek)
Nee
202
SO
Grammatica taalkundig en redekundig
45 min
1
Nee
203
SO
Schrijfopdracht
45 min
2
Nee

Slide 7 - Slide




Toetsplanning 
so grammatica
18 januari

Slide 8 - Slide

Boekenlijst 2H
  • Periode 3 => 1 boek niveau 3
  • Lezenvoordelijst.nl
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 9 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 10 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 11 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 12 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 13 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 14 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 15 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 16 - Slide

5. Taalkundig ontleden

Slide 17 - Slide

6. Redekundig ontleden

Slide 18 - Slide

6. Redekundig ontleden

Slide 19 - Slide

6. Redekundig ontleden

Slide 20 - Slide

6. Redekundig ontleden

Slide 21 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • je kunt verschillende woordsoorten herkennen in een zin.
  • je kunt verschillende zinsdelen herkennen in een zin.

Slide 22 - Slide

Nakijken weektaak 47

Slide 23 - Slide

Weektaak 47
  • Lees de theorie op bladzijde 22
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 22


Slide 24 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 22
 a zelfstandige naamwoorden: musical, Sunset Boulevard, Hollywood, jaren
  bijvoeglijke naamwoorden: -
  lidwoorden: De, het, de
 b zelfstandige naamwoorden: regie, musical, zin, woord
  bijvoeglijke naamwoorden: ouderwets, goede
  lidwoorden: de, het
 c zelfstandige naamwoorden: privacywet, weken, werking, sportverenigingen, Nederland, administratie, orde
  bijvoeglijke naamwoorden: nieuwe, Europese
  lidwoorden: De

Slide 25 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 22
d zelfstandige naamwoorden: Sportverenigingen, toestemming, ouders, foto’s, jeugdleden
  bijvoeglijke naamwoorden: -
  lidwoorden: -
 e zelfstandige naamwoorden: aantal, vliegbewegingen, Schiphol, jaren
  bijvoeglijke naamwoorden: afgelopen
  lidwoorden: Het, de
 f zelfstandige naamwoorden: circusvrachtwagen, olifanten, maandag, snelweg, Spanje
  bijvoeglijke naamwoorden: -
  lidwoorden: Een, een

Slide 26 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 22
a in, van (af hoort bij het werkwoord afspelen)
 b qua, aan, in, van
 c over, in, in, in
 d onder, van, van
 e van, naar
 f met, langs, in

Slide 27 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 22
a ooit
 b explosief
 c altijd, daar, wel
 d zeker, nog, niet
 e Waarom, ook, altijd
 f er, morgen, minstens

Slide 28 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 22
a je (persoonlijk voornaamwoord), die (aanwijzend voornaamwoord), die (betrekkelijk voornaamwoord)
 b Ik (persoonlijk voornaamwoord), ze (persoonlijk voornaamwoord), haar (bezittelijk voornaamwoord)
 c Hij (persoonlijk voornaamwoord), wat (betrekkelijk voornaamwoord), zijn (bezittelijk voornaamwoord)

Slide 29 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 22
d ‘ie (persoonlijk voornaamwoord), zoiets (aanwijzend voornaamwoord), ze (persoonlijk voornaamwoord)
 e Wie (betrekkelijk voornaamwoord), haar (bezittelijk voornaamwoord)
 f Dergelijke (aanwijzend voornaamwoord), haar (persoonlijk voornaamwoord)

Slide 30 - Slide

Weektaak afgerond

Slide 31 - Slide