Recensie

Recensie
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Recensie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je weet wat een recensie is. 
Je weet het schrijfdoel van een recensie.
Je past de standaard tekststructuur toe: inleiding, kern en slot. 
Je kan een passende inleiding bij het schrijfdoel schrijven.
Je weet wat er in de kern van een recensie besproken kan worden
Je kan een passend slot bij het schrijfdoel schrijven. 
Je weet de opbouw van een alinea: a-u-b en kunt dit toepassen.
Je past signaalwoorden correct toe binnen zinnen en alinea’s. 
Je verbindt alinea’s met elkaar. 

Slide 2 - Slide

Wat is een recensie?

Slide 3 - Slide

Hoe ziet de recensie die jij gaat schrijven eruit?

  • Inleiding: kies de manier 'Aanleiding':  net verschenen (boek) of in premiere gegaan (film). Daarom start je met: Deze week/gisteren is {naam boek/film/serie + naam van de maker/schrijver} in premiere gegaan / van start gegaan / verschenen.
    Geef een korte samenvatting van waar het verhaal over gaat. Totaal: 4/5 regels.

  • Middenstuk: je legt uit aan de hand van beoordelingswoorden wat je is opgevallen (= A) en legt uit waarom (=U) en probeer een voorbeeld te geven (B). Gebruik hierbij de fictiebegrippen die je hebt geleerd (ruimte/manieren van spanning/verhaalopbouw/karakterbeschrijving)

  • een slot: je rondt je tekst af met een korte samenvatting/conclusie en of je het aanraadt of juist niet.
  • Let op: Niet "ik hou niet van dit genre". Dat doet er nl. niet toe!
                   Wel: "als je van dit genre houdt, dan is dit zeker een aanrader!"

Slide 4 - Slide

Beoordelingwoorden
Met een beoordelingswoord geef je je mening over het verhaal, neem je een standpunt in over het verhaal.
'Leuk' of 'stom' zijn geen beoordelingswoorden, die zeggen niks over de inhoud. De lezer is niks wijzer na
die woorden. Een beoordelingswoord moet
dus inhoudelijk iets zeggen over het verhaal.


Slide 5 - Slide

Beoordelingswoorden

Slide 6 - Slide

Beoordelingwoorden
Beoordelingswoorden onderbouw je met een argument (waarom vind je dit?). 
'Het verhaal is herkenbaar (A), want iedereen is wel eens met de auto op vakantie geweest.' (U)
'Het verhaal is ingewikkeld geschreven (A), er staan namelijk veel woorden in die ik niet ken.' (U) zoals het woord ...... (B)
Argument - Uitleg - Bij voorbeeld (AUB)

Slide 7 - Slide

Inhoud recensie:
- Mening: beoordelingswoor-
  den + argumenten (A-U-B)
- Omslag, kaft van het boek
- Samenvatting (aan het begin
   van de recensie)
- Info over de schrijver/maker
- Vergelijking met eerder werk
-Citaten/passages uit het boek
-Doelgroep

Verdieping: literaire begrippen
- Ruimte (locatie+het weer)
- Genre (sci fi/horror/komedie)
- Karakterisering hoofdpers.
- Thema
- Verhaalopbouw 
- Realistisch / niet realistisch 
  (binnen het genre)

Slide 8 - Slide

Genres

Slide 9 - Slide

Hoe ziet een recensie eruit?
Per groepje krijg je een paar recensies. Kies er twee uit.
Scan de alinea’s en benoem kort wat er inhoudelijk per alinea wordt besproken. Noteer dit op de recensie.

→ doel: op die manier komen jullie erachter wat er allemaal besproken kan worden in een recensie. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Aand8 voor taal in je recensie
-Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
-Wissel de lengte van je zinnen af: enkelvoudige en
  samengestelde zinnen gebruiken. *
-Geen hoofdletter na een komma, alleen na een punt.
-Een voegwoord staat TUSSEN 2 zinnen, NA een komma.
-Een voegwoord begint (dus) niet met een hoofdletter.
-Hij wilt is fout! Het is 'hij wil'. 

Slide 12 - Slide

-Schrijf je recensie in de tegenwoordige tijd.
-'Ik houd niet van....' doet niet terzake. Dat boeit de lezer niet, tenzij het nut heeft: 'ik houd eigenlijk niet van lezen maar dit boek kon ik echt niet weg leggen'.
-Let op je werkwoordspelling: beloven, vinden, worden
-Let op enkelvoud/meervoud: bij mv komt er -n achter het werkwoord (de mensen schilderden een mooi portret)

Slide 13 - Slide

Enkelvoudige zinnen
Hij wil voetballen. Hij moet nog huiswerk maken.

De kinderen zijn heel erg blij. Ze hebben 10 euro gevonden.

Er stonden lange files op de snelweg. Een vrachtwagen was gekanteld.


Slide 14 - Slide

Werkwoordspelling
Is het werkwoord de persoonsvorm? JA? Dan komt er achter jij/hij/zij/het een -t in de tegenwoordige tijd.

--> Zij beloofd / belooft altijd dat het nooit meer zal gebeuren.

--> Dat heb je mij al eeuwen geleden beloofd / belooft!

Slide 15 - Slide

Voorbeeldzinnen 
1. Thijs is verbaasd / verbaast, dat zijn moeder niet zijn nieuwe
    Nikes betaald/betaalt.

2. Thijs verbaasd / verbaast zich over wel meer dingen.

3. Zijn moeder verbaasd / verbaast zich over het feit, dat Thijs zo'n hoog bedrag heeft betaald/betaalt  voor zijn nieuwe Nikes.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Aan de slag
Je krijgt een schrijfplan uitgedeeld.
Dit vul je in.
Daarna schrijf je verder aan je recensie.
Vandaag is inleiding en deelonderwerp 1 minimaal af.

Slide 18 - Slide