SE3 - Taaldorp gesprekken voeren

T A A L D O R P  -  SE 3
What if these people didn't speak.....
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

T A A L D O R P  -  SE 3
What if these people didn't speak.....

Slide 1 - Slide

Mail vrijdag 19 februari jl.
ENGELS op
ma 15 maart  OF
ma 22 maart

Slide 2 - Slide

SE3 = Taaldorp (alledaags, actueel)
       Mondeling Taaldorp = 3 gesprekken van ca. 3 minuten       

  1. Wees 30 minuten vóór je mondeling begint in lokaal 55. 
  2. Zorg dat je de oranje reader bij je hebt.
  3. Je krijgt daar je persoonlijke examenboekje met JOUW drie gespreks-onderwerpen in het Nederlands.
Je kunt gedurende die 30 minuten:
  • inlezen in de drie onderwerpen (gebruik de oranje reader);
  • woorden in het Engels opzoeken; 
  • bedenken wat je wilt zeggen.

Je mag 
steekwoorden opschrijven in je examenboekje ter ondersteuning.
Géén zinnen of zinsdelen opschrijven!


 

Slide 3 - Slide

Taaldorp voorbereiding / leerstof
In de oranje reader staan een aantal onderwerpen (7 stuks). 
Tijdens het mondeling Taaldorp ga je 3 gesprekken voeren 
over drie van de onderwerpen:
 doctor, police, customs, clothes shop, airport, customer service. 
NIET over Tourist attraction: deze valt af.

Leerwerk SE3: 
  • doe goed mee met de gespreksoefeningen in de klas en/of oefen thuis.
  • lees de informatie uit de oranje reader meerdere keren door. 
  • neem de oranje reader mee naar het voorbereidingslokaal 55.
  • wees 30 minuten vóór je mondeling in het voorbereidingslokaal.
  • de oranje reader mag je niet meenemen naar de gesprekken.

Slide 4 - Slide

TIPS bij een gespek 
1. Zorg ervoor dat je elk gesprek op een gepaste manier
    begint en afsluit.
2. Probeer te voorkomen dat het gesprek vastloopt.
    Maak hierbij gebruik van de volgende strategieën:
  • zeggen dat je iets niet hebt verstaan;
  • zeggen dat je iets niet begrijpt;
  • om uitleg vragen;
  • uitleggen hoe iets eruit ziet;
  • uitleggen waarvoor je iets kunt gebruiken.

Slide 5 - Slide

Zeggen dat je iets niet hebt verstaan:
  • I'm sorry but I couldn't follow/understand you.
  • Could you say that again, please?
  • I'm sorry, what where you saying/asking?
 
Zeggen dat je iets niet begrijpt:
  • I'm sorry but I don't understand what you mean.
  • I don't know what that means.

Om uitleg vragen:
  • What does that mean?
  • What does it look like?
  • Can you describe it?
  • Can you give me an example?
strategieën

Slide 6 - Slide

Uitleggen hoe iets eruit ziet:
  • It looks like a mouse but it's a bigger animal.
  • It's small and grey and some people are afraid of it.


Uitleggen waarvoor je iets kunt gebruiken:
  • You can put tea or coffee in it, to keep it hot.
  • It is easy to take with you on a trip or a picnic.
compensatie strategieën

Slide 7 - Slide

Je werkt op het Wookey Hole Visitor Centre. Je wordt gebeld door iemand die om informatie vraagt.
1.Begroet en vraag of je kunt helpen.

3. Zeg dat het de meest sfeervolle plek is die je in je hele leven bezocht hebt.

5. Zeg dat ze dagelijks om 10.00 en 14.00 uur plaatsvinden.

7. Vraag welk tijdstip het beste uit komt.


9. Zeg dat alles dan geregeld is.

Je maakt samen met enkele klasgenoten plannen voor het komende weekend. Je houdt wel van enge dingen en belt voor informatie met het Wookey Hole Visitor Centre. De ander begint het gesprek.
2. Reageer op de begroeting. Vraag of 'Wookey Hole' echt zo eng is.

4. Vraag hoe laat de rondleidingen plaatsvinden.


6. Vraag of je vier plaatsen kunt boeken. Je geeft je eigen naam door.

8. Zeg dat je graag komende zaterdag om twee uur wilt komen.

10. Bedank en sluit af.
1

Slide 8 - Slide

Mo
1.Vraag aan Amy of het wel goed met haar gaat.

3. Vraag wat er aan de hand is.

5. Zeg dat jullie hier niet kunnen uitstappen en dat je denkt dat ze zich echt moet ontspannen.

7. Zeg dat ze haar ogen dicht moet doen en aan iets leuks denken. En blijf diep ademen.

9. Zeg dat het beter is als ze gaat zitten.

11. Zeg dat ze niet zo in paniek moet proberen te raken.

Amy
(reist niet graag met de metro)

2. Zeg dat je wilt uitstappen.

4. Zeg dat je denkt dat je moet overgeven.

6. Vraag: Ontspannen? Hoe kan ik hier ontspannen?

8. Zeg nee! Je moet me helpen uit deze trein te komen!

10. Zeg: dat kan ik niet. Je moet me echt helpen hieruit te komen.

12. Zeg: wat? Ik vind dit een hele enge ervaring.
2

Slide 9 - Slide

Je werkt op een reisburo. Een klant vraagt telefonisch advies over een goedkope reis naar Londen. 
1.Je neemt de telefoon op, stelt je voor en vraagt of je kunt helpen.

3. Je vraagt of de ander interesse heeft in een geweldige aanbieding.

5. Vraag wat de ander vindt van twee-voor-de-prijs-van-één  op alle vluchten naar Londen.

7. Je vindt dat geen probleem en herhaalt het aanbod.

9. Vraag of je de vlucht dan maar voor hem zult boeken, voor het geval dat...


Je belt een reisburo om een trip naar Londen te boeken en vraagt om advies. De ander begint het gesprek.

2. Je vertelt wie je bent en zegt dat je advies nodig hebt voor een goedkope reis naar Londen.

4. Je bent geïnteresseerd en vraagt wat de beste prijs is.

6. Je zegt dat het je spijt, maar dat je het niet verstond.

8. Je zegt dat dit aanbod je wel een koopje lijkt.


10. Bedankt voor het advies en zeg dat je het eerst aan je moeder moet vragen.
3

Slide 10 - Slide

Je bent de moeder van Tom en houdt van de internationale keuken. Een klasgenoot van Tom blijft eten.
1.Zeg: Oh, hallo ....(naam klasgenoot). Heb je honger?

3. Zeg: natuurlijk niet. Maar, wat vind je van Turks eten?

5. Zeg dat dit klopt en dat het ook erg gezond is. We zouden vaker gezond moeten eten.

7. Zeg nog eens dat we met zijn allen vaker gezond zouden moeten eten.

9. Zeg dat hij dan eens je falafels zou moeten proberen.


 Je bent bij een klasgenoot uitgenodigd om mee te eten.
De ander begint het gesprek.

2. Zeg: goedenavond en dat je een beetje honger hebt maar dat ze geen moeite hoeft te doen.

4. Je antwoord dat je hebt gehoord dat het erg voedzaam is.

6. Je zegt dat het je spijt, maar dat je het niet verstond.

8. Zeg dat je ook van kruiden en specerijen houd.


10. Zeg dat Tom je al veel goede dingen heeft verteld over haar gerechten.
4

Slide 11 - Slide

Scene 1 Wookey Hole
  1. Good morning/afternoon. Can I help you?
  2. Good morning/afternoon. Is Wookey Hole as creepy/scary as it sounds?
  3. It's the most atmospheric place I've ever visited in my life.
  4. What time do the guided tours take place?
  5. They're daily at 10am and 2pm.
  6. Can I book four places? Our name is ...
  7. Which time would suit you best?
  8. We'd like to come next Saturday at two o'clock.
  9. Okay, that's all arranged then.
  10. Thank you very much.

Slide 12 - Slide

Scene 2 Mo & Amy on the train
  1. Amy? Are you okay?
  2. I want to get off (the train)!
  3. What's the matter / what's happening/going on?
  4. I think I'm going to throw up?
  5. We can't get off here. I really think that you need to relax.
  6. Relax? How can I relax here?
  7. Close your eyes and think about something nice. And keep breathing deeply.
  8. No! You've got to help me get off this train!
  9. I think it's better if you sit down.
  10. I can't! You really have got to help me get off this train!
  11. Try not to panic so much.
  12. What? I think this is a very spooky/scary experience!

Slide 13 - Slide