Tussenletters samenstellingen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herkansingen

- Leesvaardigheid h 1 t/m 3


Slide 2 - Slide

Huiswerk blz. 142/143

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Meervoud - Bijzondere gevallen:

Slide 5 - Slide

Verkleinwoorden 
  •  Zie meest voorkomende spelling in tabel

  • Korte klanken worden soms lang in een verkleinwoord: 
  • blad --> blaadje, vat --> vaatje

  • café - cafeetje


Slide 6 - Slide

Afkortingen

Slide 7 - Slide

Samenstellingen - doel
  • Je kunt samenstellingen maken door 'soms' gebruik te maken van tussenletter(s)
  • Je kent de regels als het gaat om de tussenletter(s)

Slide 8 - Slide

Wat zijn de verschillen?

Slide 9 - Slide

Uitleg

Samenstelling zijn twee woorden die SAMEN één woord worden



vb. bureau + blad = bureaublad

boeken + plank = boekenplank

Slide 10 - Slide

Tussenletter -en-

Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.

Krant  = kranten  -> krantenbezorger

Kip      =  kippen   -> kippensoep

Slide 11 - Slide

Tussenletter -e-
  • Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is

vb. Zon = zonnestelsel, Koningin = Koninginnedag


  • Het eerste woord is versterkend

vb. Apetrots = heel trots, beresterk = heel sterk


  • Het eerste woord heeft een mv op -en en op -s

vb. Groente = groentes & groenten -> groentesoep

Slide 12 - Slide

Tussenletter -s-

Deze kun je vaak horen

vb. Meningsverschil, jongensbroek

Als het tweede deel met een -s begint

dames + sjaal = damessjaal



Slide 13 - Slide

Streepje
Als het eerste deel een cijfer of een afkorting is
A4-papier
VMBO-leerling

Slide 14 - Slide

erwt+soep
A
erwtesoep
B
erwtensoep

Slide 15 - Quiz

liefde+brief
A
liefdebrief
B
liefdenbrief
C
liefdesbrief

Slide 16 - Quiz

maan+schijn
A
manenschijn
B
maneschijn

Slide 17 - Quiz

meisje+schoen
A
meisjesschoen
B
meisjeschoen

Slide 18 - Quiz

dier+winkel
A
dierenwinkel
B
dierwinkel

Slide 19 - Quiz

kip+vel
A
kippevel
B
kippenvel

Slide 20 - Quiz

zon+straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 21 - Quiz

tent + kamp
A
tentenkamp
B
tenteskamp

Slide 22 - Quiz

voorjaar + storm
A
voorjaarstorm
B
voorjaarsstorm

Slide 23 - Quiz

Maken
(blz. 144/145)
Opdracht 1 t/m 8
Opdracht 7 NIET

Let op! Bij opdracht 6 hele zin opschrijven! 

Dit is tevens ook het huiswerk. 

Slide 24 - Slide