Aan elkaar of los paragraaf 4 les 4

Aan elkaar of los
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aan elkaar of los

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert dat je twee of meer woorden aan elkaar zet als die één begrip vormen

Slide 2 - Slide



Week 22
 Mevrouw Ori

Slide 3 - Slide

Aan elkaar of los?
Dit doe je bij: 
  • werkwoorden die beginnen met voorzetsels als op, over, na, uit (aan elkaar)
  • samengestelde zelfstandige naamwoorden (aan elkaar)
  • samengestelde aardrijkskundige namen (koppelteken)
  • getallen tot en met het woord duizend (aan elkaar)
  • voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier-, waar (aan elkaar)
  • twee voorzetsels die achter elkaar staan (aan elkaar)

Slide 4 - Slide

Uitleg
koffiezetautomaat
koffie zet automaat


Slide 5 - Slide

Aan elkaar of los?
A
Soepautomaat
B
soep automaat

Slide 6 - Quiz

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 7 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 8 - Quiz

Aan elkaar of los
A
achtuurjournaal
B
achtuur journaal
C
acht uur journaal
D
acht uurjournaal

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Rodewijn
B
Rode wijn

Slide 10 - Quiz

Aan elkaar of los?


A
Coronavirus
B
Corona virus

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 12 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
driemiljard
B
drie miljard

Slide 13 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 14 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Babybed
B
Baby bed

Slide 15 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 16 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 17 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Operatiekamer
B
Operatie kamer
C
Operatie-kamer

Slide 18 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven

Slide 19 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
Politie auto
B
Politieauto

Slide 20 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène

Slide 21 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 22 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
speur hond
B
speurhond

Slide 23 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
tussen door
B
tussendoor

Slide 24 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
tuin fakkels
B
tuinfakkels

Slide 25 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 26 - Quiz