2425 6Vbeco periode 2

2425 6Vbeco periode 2
studiewijzer: 
2 routes
PO groepjes periode 2 (opgave krijg je nog)
1 / 97
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 97 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2425 6Vbeco periode 2
studiewijzer: 
2 routes
PO groepjes periode 2 (opgave krijg je nog)

Slide 1 - Slide

week 45 les 1
huiswerk voor deze les:
meenemen lesbrief Het Resultaat 3e druk
les:
bespreken SE periode 1
Reflecteren op werkwijze periode 1
Leerdoel:
Je kan je werkwijze op een manier aanpassen zodat je volgende keer een grotere kans op verbetering hebt


Slide 2 - Slide

week 45 les 2
huiswerk voor deze les:
geen
les:
Deze les valt uit
Zelfstudie H4.1: constante en variabele kosten
Leerdoel:
Je begrijpt het verschil tussen constante en variabele kosten

Slide 3 - Slide

Constant <-> Variabel
Variabele kosten veranderen als de geproduceerde hoeveelheid verandert

Constante kosten zijn onafhankelijk van de geproduceerde hoeveelheid

kunnen wel veranderen:
- aanpassen productiecapaciteit
- verandering huur gebouw, interest op lening, etc.

Slide 4 - Slide

Variabele kosten
Variabele kosten zijn afhankelijk van de geproduceerde hoeveelheid
Proportioneel variabele kosten veranderen recht evenredig met de geproduceerde hoeveelheid
Als de productie 10% daalt, dalen de VK ook 10%

( anders progressief, degressief )

Slide 5 - Slide

Constant
Variabel
huur gebouw
salaris uitzendkracht
grondstoffen
salaris directeur
interest

Slide 6 - Drag question

week 46 les 1
huiswerk voor deze les:
Opdracht 4.7, 4.8
les:
uitleg H4.2: Break-evenafzet
maken case Medifact
Leerdoel:
Je kan de BEA berekenen op basis van de dekkingsbijdrage in euro’s per product

Slide 7 - Slide

 De break-even analyse
Break-even: de onderneming maakt geen winst, geen verlies (resultaat € 0)


Verschillende invalshoeken:

  • Hoeveel producten moet een onderneming minimaal verkopen om 'quitte' te spelen?
  • Hoeveel omzet moet een onderneming minimaal realiseren om 'quitte' te spelen?
  • Vanaf welk punt (afzet/omzet) heeft een onderneming de constante kosten terug verdiend?

Slide 8 - Slide

Gegeven:
Een onderneming verkoopt kratjes bier voor 34 euro per kratje. De dekkingsbijdrage is 12 euro per kratje. De totale constante kosten bedragen € 250.000

Bepaal de volgende functies: TO, TVK, TCK, DB
DB per product = p-v

Slide 9 - Slide

Opdracht kratjes bier
TO = 34q
TVK = 22q
TCK = 250.000
TK = 22q + 250.000
DB = 12q

Slide 10 - Slide

Break even afzet
Hoe hoog moet de afzet zijn om quitte te spelen?


Slide 11 - Slide

Break even afzet
Hoe hoog moet de afzet zijn om quitte te spelen, oftewel
TO = TK

34q = 22q + 250.000
12q = 250.000
q = 20.834

Slide 12 - Slide

De break even afzet moet altijd naar
boven / beneden worden afgerond
A
boven
B
beneden

Slide 13 - Quiz

Break even afzet
Hoe hoog moet de afzet zijn om quitte te spelen, oftewel
wanneer heb ik met de dekkingsbijdrage de CK terugverdiend?
CK
bea = ----------             
( p - v) 

bea = 250.000 / ( 34 - 22 ) = 20.834

Slide 14 - Slide

Hoe groot moet de afzet zijn om een winst te behalen van € 100.000,-?
A
250.000 / 12 + 100.000 / 34
B
100.000 / 34
C
350.000 / 12
D
350.000 / 34

Slide 15 - Quiz

Break even omzet
Break even omzet = Break even afzet x verkoopprijs

Break even omzet = 20.834 x 34 = € 708.356


Slide 16 - Slide

zet 
TO, TK, TVK en TCK 
bij de juiste lijn

DB lijn?

TO
TK
TVK
TCK

Slide 17 - Slide

nu maken case 4.2 Medifact

Slide 18 - Slide

week 46 les 2
huiswerk voor deze les:
Opdracht 4.16, 4.17
les:
uitleg H4.3: Break-evenomzet
Leerdoel:
Je kan de BEO berekenen op basis van de dekkingsbijdrage in procenten van de omzet

Slide 19 - Slide

Vorige les: berekenen BEA
Hoe hoog moet de afzet zijn om quitte te spelen, oftewel
wanneer heb ik met de dekkingsbijdrage de CK terugverdiend?
    CK
bea = ----------
       ( p - v) 

Slide 20 - Slide

Break even omzet
Ondernemingen met een groot assortiment kunnen de break even afzet niet uitrekenen

We werken dan met variabele kosten die een percentage zijn van de omzet

We rekenen dan direct de break even omzet uit

Slide 21 - Slide

De variabele kosten bedragen 65% van de omzet; constante kosten bedragen € 500.000. Wat is de break-even omzet?
(antwoord format zonder € teken of puntjes. Voorbeeld: 1234567,89)

Slide 22 - Open question

Stel de variabele kosten bedragen 65% van de omzet en de constante kosten bedragen € 500.000,-. 
De dekkingsbijdrage is dan 100 - 65 = 35%
Daarmee moeten we de € 500.000,- terugverdienen.
35% = 500.000
500.000 / 35 x 100 = € 1.428.571,43

Slide 23 - Slide

Even checken:
omzet                                    € 1.428.571,43
- TCK                                         € 500.000
- TVK                                         € 928.571,43   (65% van de omzet) - 
                                                                       0

Slide 24 - Slide

Break even omzet
                                  CK
Break even omzet = ---------------
                                                   perunage dekkingsbijdrage

= 500.000 / 0,35 = € 1.428.571,43


Slide 25 - Slide

week 47 les 1
huiswerk voor deze les:
Opdracht 5.1 en 5.2
les:
uitleg H5.1: variabele kostprijsberekening
Leerdoel:
Je kan het resultaat van een dienstverlenende onderneming over een periode berekenen via de variabele kostencalculatie methode

Slide 26 - Slide

5.1 variabele kostprijsberekening
alleen variabele kosten worden verwerkt in kostprijs
via een brutowinstmarge wordt een dekkingsbijdrage voor de constante kosten gecreëerd
(DB = verkoopprijs - variabele kostprijs)

constante kosten worden vervolgens als geheel van dekkingsbijdrage afgehaald om het resultaat te bepalen.

handig op korte termijn (geen invloed op constante kosten) maar wel nadelen:
- Belastingdienst staat deze methode niet toe
- Grotere kans op het vaststellen van de verkeerde verkoopprijs

Slide 27 - Slide

brutowinstmarge / brutowinstopslag: goed lezen!
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet -
Brutowinst 
Bedrijfskosten - 
Nettowinst 
100%
 80%
 20%

Slide 28 - Slide

brutowinstmarge / brutowinstopslag: goed lezen!
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet -
Brutowinst 
Bedrijfskosten - 
Nettowinst 
120%
100%
 20%

Slide 29 - Slide


Bereken de verkoopprijs van een zitmaaier

Slide 30 - Open question


Bereken het begroot brutoverkoopresultaat 

Slide 31 - Open question


Bereken de begrote nettowinst

Slide 32 - Open question

en ook nog even oefenen met 
Break-even analyse

Break-even afzet = CK / p - v

Break-even omzet = CK / perunage DB




Slide 33 - Slide

Onderneming THFC hanteert een brutowinstpercentage van 30% van de omzet; de overige variabele kosten zijn 10% van de inkoopwaarde van de omzet. Bereken de constante kosten indien de break even omzet € 2.173.913 bedraagt.
(afronden op hele euro's)

Slide 34 - Open question

Onderneming THFC hanteert een brutowinstpercentage van 30% van de omzet; de overige variabele kosten zijn 10% van de inkoopwaarde van de omzet. Bereken de constante kosten indien de break even omzet € 2.173.913 bedraagt.
Brutowinst 30% van de omzet (100%)
inkoopwaarde van de omzet is dus 70%

overige variabele kosten is 10% van 70% = 7%
totale variabele kosten = 70 + 7 = 77% (dekkingsbijdrage 100-77 = 23%)

2.173.913 = constante kosten / 0,23
constante kosten = € 500.000



Slide 35 - Slide

tip: zet de gegevens in een overzicht

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

week 47 les 2 (valt uit)
huiswerk voor deze les:
Opdracht 5.3
les:
Deze les valt uit
Zelfstudie H5.2: integrale kostprijsberekening
Leerdoel:
Je kan de standaardkostprijs van een goed of dienst berekenen via de integrale kostprijsberekening

Slide 42 - Slide

5.2 De integrale kostprijsberekening
dekkingsbijdrage (H4) wordt losgelaten
constante kosten worden WEL opgenomen in de kostprijs

standaardkostprijs = 

C = constante standaardkosten, V = variabele standaardkosten
N = normale productie/afzet, B = begrote productie/afzet
NC+BV

Slide 43 - Slide

Bij een productie van 15.000 stuks zijn de totale kosten € 48.000. Bij een productie van 10.000 stuks zijn de totale kosten € 38.000. De normale productie is 12.000 stuks; de begrote productie is 13.000 stuks. Bereken de standaard kostprijs
A
€ 3,20
B
€ 3,50
C
€ 3,40
D
€ 3,80

Slide 44 - Quiz

Het begrote/werkelijke bezettingsresultaat
constante kosten zijn volledig gedekt als geldt:
normale productie = begrote/werkelijke productie

Als de begrote/werkelijke productie > normale productie zal de ondernemer meer dan de constante kosten terugverdienen en zo een overbezettingswinst boeken
Als begrote/werkelijke  productie < normale productie dan onderbezettingsverlies

begrote bezettingsresultaat =

werkelijke bezettingsresultaat =  
(BN)NC
(WN)NC

Slide 45 - Slide

een negatief bezettingsresultaat is:
A
het verschil tussen de begrote en werkelijke constante kosten bij een hogere bezetting
B
het verschil tussen de begrote en werkelijke totale kosten bij een hogere bezetting
C
het deel van de constante kosten dat niet gedekt is omdat de werkelijke bezetting afwijkt van de verwachte bezetting
D
het deel van de constante kosten dat niet gedekt is omdat de werkelijke bezetting afwijkt van de normale bezetting

Slide 46 - Quiz

week 48 les 1 
huiswerk voor deze les:
geen
les:
uitleg H5.3: doorberekenen constante kosten via een opslag
Uitleg H5.4: van kostprijs naar verkoopprijs
Leerdoel:
Je kan het tarief van een dienstverlenende organisatie berekenen met behulp van de opslagmethode voor constante kosten
Je kan op basis van de kostprijs via een winstopslag/winstmarge de verkoopprijs berekenen

Slide 47 - Slide

5.3 doorbereken CK via opslag
constante kosten kunnen niet direct worden toegeschreven aan het product (omdat er bijvoorbeeld meer dan één product wordt geproduceerd), maar worden via een percentage over de variabele kosten van het product verwerkt in kostprijs = opslagpercentage

opslagpercentage gebaseerd op vaste verhouding tussen constante en variabele kosten

Slide 48 - Slide

Directe kosten
  • kosten  waarvan je precies kan vaststellen voor welk product ze gemaakt zijn.

Indirecte kosten
  • kosten die niet direct toe te wijzen zijn aan een product

Slide 49 - Slide

homogene en heterogene productie
homogene productie

  • 1 product in grote hoeveelheden
  • alle kosten hebben te maken met dat product
  • kosten zijn directe kosten --> integrale  kostprijsberekening (5.2)

Slide 50 - Slide

homogene en heterogene productie
heterogene productie

  • productie van verschillende producten
  • niet alle kosten zijn direct toe te wijzen aan een product
  • kosten zijn direct of indirect --> opslagpercentage (5.3)

Slide 51 - Slide

directe kosten
indirecte kosten
inkt
secretaresse
machineuur
afschrijving
verpakking
auto directeur

Slide 52 - Drag question

Voorbeeld 
Bij € 600.000 variabele loonkosten zijn de constante kosten € 200.000. Volgens de administrateur is deze verhouding constant ofwel verhoyding variabele loonkosten is 3 staat tot 1. 

Dalen de variabele loonkosten naar € 300.000 dan zullen de constante evenredig dalen en uitkomen op € 100.000. 

Slide 53 - Slide

Voorbeeld 
200.000/600.000 = 33,3% 

€ 400 + € 900 + 33,3% x € 900 = € 1.600

Slide 54 - Slide

week 48 les 2 
huiswerk voor deze les:
geen
les:
PO examenopgave groepje Evelien, Faas, Fabiënne
Leerdoel:
Afhankelijk van de gekozen examenopgave

Slide 55 - Slide

week 49 les 1 
huiswerk voor deze les:
Opdracht 6.1 t/m 6.3
les:
uitleg H6.2: Het verkoopresultaat
maken en bespreken opdracht 6.4
Leerdoel:
Je kan het voorcalculatorische en nacalculatorische resultaat berekenen

Slide 56 - Slide

H6 verschillenanalyse
H5: bepalen kostprijs en verkoopprijs van een product
= basis voorcalculatie: 
een onderneming probeert vooraf in te schatten wat de kosten en opbrengsten zullen zijn door uit te gaan van de normale en/of verwachte afzet


Achteraf (nacalculatie) kunnen kosten en opbrengsten afwijken ten opzichte van de voorcalculatie, deze verschillen kunnen verschillende oorzaken hebben.
Voor een onderneming is het interessante informatie om deze oorzaken te achterhalen zodat het hierop in kan spelen. Deze verschillenanalyse is het onderwerp van H6.

Slide 57 - Slide

Bereken de kostprijs per kaars
Bereken het voorcalculatorische verkoopresultaat
Bereken het voorcalculatorische resultaat
C/N + V/B

Slide 58 - Slide

Bereken de kostprijs per kaars
(50.000/20.000) + 2 x 3,50 + 0,50 = 10
Bereken het voorcalculatorische verkoopresultaat
21.000 X (15-10) = 105.000 
Bereken het voorcalculatorische resultaat
kosten: 50.000 + (21.000 x 7,50) = 207.500
opbrengsten: 21.000 x 15 = 315.000                resultaat = 315.000 - 207.500 = 107.500
verklaar het verschil?
1.000 kaarsen meer dan normaal
Dus 1.000 x 2,50 = 2.500 meer terugverdiend dan nodig om constante kosten te dekken
= bezettingsresultaat

Slide 59 - Slide

Bereken het nacalculatorische verkoopresultaat
Bereken het nacalculatorische resultaat

Slide 60 - Slide

Bereken het nacalculatorische verkoopresultaat
22.500 x (15-10) = 112.500
Bereken het nacalculatorische resultaat
kosten 50.000 + 157.500 + 11.250 = 218.750
opbrengsten 22.500 x 15 = 337.500                 resultaat = 337.500 - 218.500 = 118.750
verklaar het verschil?
resultaat variabele kosten (22.500 x 7,50) - 168.750 = 0
bezettingsresultaat = (22.500 - 20.000) x 2,50 = + 6.250

Slide 61 - Slide

In de vorige opgave kunnen de verschillen in voor- en nacalculatie worden verklaard door het bezettingsresultaat:
afwijkingen in normale / begrote / werkelijke afzet 

Slide 62 - Slide

In deze opgave kunnen de verschillen in voor- en nacalculatie worden verklaard door het bezettingsresultaat:
afwijkingen in normale / begrote / werkelijke afzet 

Er zijn echter situaties denkbaar waarin er ook afwijkingen zijn tussen de toegestane ("standaard") en werkelijke kosten
Deze opgave:
toegestane variabele kosten = 7,50 per stuk
werkelijke  variabele kosten = (157.500+11.250) / 22.500 = 7,50 per stuk

Slide 63 - Slide

week 49 les 2
huiswerk voor deze les:
opdracht 6.4
les:
uitleg H6.3: Het budgetresultaat
maken en bespreken 6.6
Leerdoel:
Je kan het budgetresultaat berekenen door gebruik te maken van de toegestane kosten en werkelijke kosten

Slide 64 - Slide

Slide 65 - Slide

kostprijs        =   70%        = 105
winstmarge =   30% 
verkoopprijs = 100%        = 105 / 70 x 100 = 150

Slide 66 - Slide

Slide 67 - Slide

1.600 x 105 = 168.000

Slide 68 - Slide

Bereken het resultaat voor Hilbert; welk deel hiervan is het verkoopresultaat?

Slide 69 - Slide

resultaat = 1750 x 150 - 195.000 = 67.500
verkoopresultaat = 1750 x (150 - 105) = 78.750


Bereken het resultaat voor Hilbert; welk deel hiervan is het verkoopresultaat?
verklaar het verschil?
toegestane kosten - werkelijke kosten
1750 x 105 - 195.000
= -11.250
BUDGETRESULTAAT

Slide 70 - Slide

2 manieren van berekenen resultaat:
1. Totale opbrengsten - Totale kosten
(geeft geen inzicht in afwijkingen t.o.v. voorcalculatie)

2. Verkoopresultaat + Budgetresultaat (meer inzicht in afwijkingen)
verkoopresultaat = afzet x (verkoopprijs - kostprijs)
budgetresultaat = toegestane ("standaard") kosten - werkelijke kosten
budgetresultaat kan worden opgesplitst in verschillende onderdelen:
- prijsresultaat op CK 
- bezettingsresultaat
- prijsresultaat op VK
- efficiencyresultaat op VK

Slide 71 - Slide

week 50 les 1
huiswerk voor deze les:
Opdracht 6.10
les:
uitleg H6.3.2: Het budgetresultaat - bezettingsresultaat
maken en bespreken 6.12
Leerdoel:
Je kan het begrote en gerealiseerde bezettingsresultaat berekenen

Slide 72 - Slide

2 manieren van berekenen resultaat:
1. Totale opbrengsten - Totale kosten
(geeft geen inzicht in afwijkingen t.o.v. voorcalculatie)

2. Verkoopresultaat + Budgetresultaat (meer inzicht in afwijkingen)
verkoopresultaat = afzet x (verkoopprijs - kostprijs)
budgetresultaat = toegestane ("standaard") kosten - werkelijke kosten
budgetresultaat kan worden opgesplitst in verschillende onderdelen:
- prijsresultaat op CK 
- bezettingsresultaat
- prijsresultaat op VK
- efficiencyresultaat op VK

Slide 73 - Slide

Het begrote/werkelijke bezettingsresultaat
constante kosten zijn volledig gedekt als geldt:
normale productie = begrote/werkelijke productie

Als de begrote/werkelijke productie > normale productie zal de ondernemer meer dan de constante kosten terugverdienen en zo een overbezettingswinst boeken
Als begrote/werkelijke  productie < normale productie dan onderbezettingsverlies

begrote bezettingsresultaat =

werkelijke bezettingsresultaat =  
(BN)NC
(WN)NC

Slide 74 - Slide

een negatief bezettingsresultaat is:
A
het verschil tussen de begrote en werkelijke constante kosten bij een hogere bezetting
B
het verschil tussen de begrote en werkelijke totale kosten bij een hogere bezetting
C
het deel van de constante kosten dat niet gedekt is omdat de werkelijke bezetting afwijkt van de verwachte bezetting
D
het deel van de constante kosten dat niet gedekt is omdat de werkelijke bezetting afwijkt van de normale bezetting

Slide 75 - Quiz

Bereken het resultaat op 2 manieren 
(TO-TK en verkoopresultaat + budgetresultaat)

Slide 76 - Slide

opbrengsten: 46.000 x 28 = 1.288.000
kosten: 450.000 + 552.000 = 1.002.000    resultaat = 286.000
verkoopresultaat = 46.000 x (28-21) = 322.000
bezettingsresultaat = (46.000 - 50.000) x 450.000/50.000 = -36.000
resultaat = 322.000 - 36.000 = 286.000
Bereken het resultaat op 2 manieren 
(TO-TK en verkoopresultaat + budgetresultaat)

Slide 77 - Slide

nu maken 6.14  
(huiswerk volgende les)
KLAAR?
Verder met je taken

Slide 78 - Slide

week 50 les 2
huiswerk voor deze les:
Opdracht 6.12, 6.14
les:
uitleg H6.3.3: Het budgetresultaat – prijsresultaat op variabele kosten
maken en bespreken 6.15
uitleg H6.3.4: Het budgetresultaat – efficiencyresultaat op variabele kosten
maken en bespreken 6.16
Leerdoel:
Je kan het prijsresultaat en efficiencyresultaat op variabele kosten berekenen

Slide 79 - Slide

2 manieren van berekenen resultaat:
1. Totale opbrengsten - Totale kosten
(geeft geen inzicht in afwijkingen t.o.v. voorcalculatie)

2. Verkoopresultaat + Budgetresultaat (meer inzicht in afwijkingen)
verkoopresultaat = afzet x (verkoopprijs - kostprijs)
budgetresultaat = toegestane ("standaard") kosten - werkelijke kosten
budgetresultaat kan worden opgesplitst in verschillende onderdelen:
- prijsresultaat op CK 
- bezettingsresultaat
- prijsresultaat op VK
- efficiencyresultaat op VK

Slide 80 - Slide

nacalculatorisch resultaat
Er is nu meer informatie beschikbaar. Naast  verkoopresultaat en bezettingsresultaat kunnen er ook nog verschillen zijn ontstaan door:

- prijsverschillen  op variabele kosten                                                                      (sp - wp) x WH
(meer of minder betaald voor arbeidsuren/grondstoffen dan toegestaan)

- efficiëntieverschillen op variabele kosten                                                            (SH - WH) x sp
(meer of minder arbeidsuren/grondstoffen gebruikt dan toegestaan)



sp = standaardprijs
SH = standaard hoeveelheid gegeven de werkelijke afzet
WH = werkelijke hoeveelheid gegeven de werkelijke afzet
WH = werkelijke hoeveelheid gegeven de werkelijke afzet
sp = standaardprijs per uur/stuk/kg
wp = werkelijke prijs per uur/stuk/kg

Slide 81 - Slide

grondstoffen 
standaardhoeveelheid?
standaardprijs?
werkelijke hoeveelheid?
werkelijke prijs?
3 kg x 18.000 stuks = 54.000kg
€ 8 per kg
55.000 kg
418.000 / 55.000 = € 7,60
neem deze gegevens even over in je schrift

Slide 82 - Slide

Bereken het efficiëntieverschil
op de grondstofkosten. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 83 - Open question

Bereken het efficiëntieverschil
op de arbeidsuren. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 84 - Open question

Bereken het prijsverschil
op de grondstofkosten. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 85 - Open question

Bereken het prijsverschil
op de arbeidsuren. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 86 - Open question

nu maken en nakijken 6.15 en 6.16
1. Bepaal de standaardhoeveelheid en standaardprijs
("toegestane" hoeveelheid en prijs)

2. Bepaal de werkelijke hoeveelheid en werkelijke prijs

3. Gebruik de formules:
      prijsresultaat op variabele kosten = (sp-wp) x wh
      efficiëntieresultaat op variabele kosten = (sh-wh) x sp

Slide 87 - Slide

week 51 les 1
huiswerk voor deze les:
geen
les:
PO examenopgave groepje Guus, Ines, Jan
Leerdoel:
afhankelijk van de gekozen examenopgave

Slide 88 - Slide

week 51 les 2
huiswerk voor deze les:
geen
les:
valt uit in verband met volleybal toernooi
Leerdoel:
onderhandse en bovenhandse service, setup en smash

Slide 89 - Slide

week 2 les 1
huiswerk voor deze les:
Opdracht 6.22
les:
opdracht 6.22: vragen en correctiemodel komen niet overeen
Tips / overzicht als voorbereiding op het SE 
Oefenen met H6:
Maken en bespreken (selectie) oefenopgaven 6.23 t/m 6.25
Leerdoel:
Je kan je opgedane kennis toepassen op complexere, SE waardige oefenopgaven.

Slide 90 - Slide

Opdracht 6.22
Vraag 5:  Antwoord klopt niet. Juiste antwoord: (0,95 - 0,76) x 175.000 = € 33.250

(streep het antwoord op vraag 5 in je antwoordenboekje door.)        

Vraag 6: Antwoord vraag 7 in antwoordenboekje
Vraag 7: Antwoord vraag 8 in antwoordenboekje
enz
enz
Vraag 14: Antwoord vraag 15 antwoordenboekje

Slide 91 - Slide

Tips als voorbereiding op het SE
H4 Break-Even analyse
- onderscheid constante en variabele kosten
- dekkingsbijdrage
- kennen en toepassen formules BEA, BEO
- oefenen: zelftest vraag 7 en 8, opdracht 6.26, case 4.1, 4.2
antwoorden zelftesten en cases staan op LWEO omgeving
cases zelf staan zowel op classroom als op LWEO omgeving

Slide 92 - Slide

Tips als voorbereiding op het SE
H5 Kostprijsberekening
- variabele kostprijsberekening (dekkingsbijdrage voor TCK)
- integrale kostprijsberekening (C/N + V/B)
- doorberekenen TCK d.m.v. een opslag
- winstmarge: wat stel je op 100%?
- oefenen: zelftest vraag 7 en 8, case 6.1

Slide 93 - Slide

Tips als voorbereiding op het SE
H6 Verschillenanalyse
- verkoopresultaat: afzet x (verkoopprijs - kostprijs)
- budgetresultaat: toegestane kosten - werkelijke kosten
      1.  prijsresultaat op constante kosten                  Cb - Cw
      2. bezettingsresultaat                                                 (W-N) x C/N                 
      3. prijsresultaat op variabele kosten                    (sp - wp) x wh
      4. efficiencyresultaat op variabele kosten        (sh - wh) x sp

- resultaat = verkoopresultaat + budgetresultaat (of TO - TK)

- oefenen: opdracht 6.22 t/m 6.25, zelftest vraag 6, 7, 8, case 6.2



Slide 94 - Slide

week 2 les 2
huiswerk voor deze les:
Opdracht 7.1 en 7.2
les:
Uitleg H7: niet-financiële informatie
Kritische succesfactoren en prestatie indicatoren
Uitleg H7.2: De ‘balanced scorecard’
Maken en bespreken opdracht 7.3
Maken Case 7.1
Leerdoel:
Je kan het onderscheid tussen financiële en niet-financiële informatie uitleggen
Je kan kritische succesfactoren noemen aan de hand van prestatie-indicatoren

werk deze onderdelen zelf even door
nadruk van het SE ligt op H4,5,6

Slide 95 - Slide

Slide 96 - Slide

HEEL VEEL SUCCES MET JE SE!

Slide 97 - Slide