Herhaling 40, 53, 54, 61, 62

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden
Lopen
Fietsen
Vliegen
Schrijven
Voetballen
Kleuren
Leren

Slide 2 - Drag question

Wat is een kenmerk van een persoonsvorm (pv)
A
Dat het altijd een zelfstandig naamwoord is
B
Dat er voor een pv altijd een lidwoord staat
C
Dat het altijd een werkwoord is
D
Er staat ALTIJD een onderwerp voor de pv.

Slide 3 - Quiz

Welke twee manieren zijn er om de persoonsvorm te vinden?

Slide 4 - Open question

Vervoeg de volgende zin (t.t):
De politie (rijden) een rondje door Wolvega.

Slide 5 - Open question

Wat is een goede aanhef voor een formele e-mail?

Slide 6 - Mind map

Kies de juiste afsluiting voor een informele e-mail
A
Met vriendelijke groet, mevrouw Pastoor.
B
Groetjes mevrouw Pastoor
C
Hoogachtend, mevrouw Pastoor

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van 'de sponsor'
A
Een bedrijf dat geld geeft in ruil voor reclame
B
Een vuile spons
C
Een bedrijf dat geld krijgt in ruil voor reclame

Slide 8 - Quiz

Vervoeg op de volgende manier het werkwoord: fluiten.
ik...
je/jij..
wij/jullie..
Doe dit in de verleden tijd en geef aan of het een onregelmatig ww of een regelmatig ww is.

Slide 9 - Open question

Vervoeg op de volgende manier het werkwoord: knutselen
ik...
je/jij..
wij/jullie..
Doe dit in de verleden tijd en geef aan of het een onregelmatig ww of een regelmatig ww is.

Slide 10 - Open question

Wat wordt er bedoeld met de volgende zinnen?
1. De lange afstandsloper loopt met gemak de marathon.
2. De langeafstandsloper loopt met gemak de marathon.

Slide 11 - Open question

Welk samengesteld woord is goed geschreven?
A
Boekekast
B
Roggenbrood
C
Zonnensteek
D
Sterrenwacht

Slide 12 - Quiz

Vervoeg de volgende zin (t.t):
Isabel (geloven) haar ogen niet.

Slide 13 - Open question

Een tussen -s schrijf je als je de -s hoort
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Bij een sis-klank schrijf je soms wel twee keer een -s
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Je kunt nooit -er als tussenklank tegenkomen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz