Door nieuwe uitvindingen, zoals de stoomtrein, konden grondstoffen nog sneller worden aangevoerd, waardoor er meer machines konden worden geproduceerd. De bouw van treinen zelf vereiste ook meer productie en meer machines. Door de betere verbindingen konden grotere aantallen arbeiders en hoeveelheden grondstoffen worden aangevoerd naar nog grotere fabriekencomplexen en was grotere efficiëntie mogelijk. Op deze wijze versterkten de ontwikkelingen van de industrialisatie elkaar.