Drama DEWA les 1 quiz

Randvoorwaarden bij DEWA drama
Je veroordeelt niet de uitvoering van de oefeningen van de andere leerlingen!
Je lacht niemand uit!
Je gebruikt geen scheldwoorden tenzij het voor de opgave gevraagd wordt.
Na de eerste waarschuwing, krijg je een andere werkplek, waar je een schrijfopdracht krijgt.
 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Randvoorwaarden bij DEWA drama
Je veroordeelt niet de uitvoering van de oefeningen van de andere leerlingen!
Je lacht niemand uit!
Je gebruikt geen scheldwoorden tenzij het voor de opgave gevraagd wordt.
Na de eerste waarschuwing, krijg je een andere werkplek, waar je een schrijfopdracht krijgt.
 

Slide 1 - Slide

Waarop moet je letten bij een quiz?

Je gebruikt altijd je eigen naam of je mag niet deelnemen!

Slide 2 - Slide

Iemand die een rol speelt in een film of toneelstuk is een?
A
acteur
B
regisseur
C
cameraman
D
schrijver

Slide 3 - Quiz

Iemand die de baas is bij het opnemen van een film is een..
A
acteur
B
cameraman
C
regisseur
D
schrijver

Slide 4 - Quiz

Iemand die een film opneemt met een camera is een..
A
regisseur
B
schrijver
C
acteur
D
cameraman

Slide 5 - Quiz

Dit is een..
A
trailer
B
affiche

Slide 6 - Quiz

1

Slide 7 - Video

00:00
Hier zie je een..
A
affiche
B
gezelschap
C
trailer
D
stunt

Slide 8 - Quiz

Als je zegt dat een film erg goed en leuk is dan maak je..
A
reclame
B
affiche
C
een stunt

Slide 9 - Quiz

Iets of iemand voorstellen is..
A
acrobatiek
B
presenteren
C
de stunt

Slide 10 - Quiz

Waar zie je een gezelschap?
A
B
C

Slide 11 - Quiz

Waar zie je acrobatiek?
A
B
C

Slide 12 - Quiz

Een moeilijke of gevaarlijke actie in een film is een..
A
acrobatiek
B
stunt

Slide 13 - Quiz

Maak de zin af.
Er draait een film in de ...
A
theater
B
winkel
C
bioscoop

Slide 14 - Quiz

Maak de zin af
In de film speelt een.....
A
regisseur
B
cameraman
C
acteur
D
schrijver

Slide 15 - Quiz

We kijken naar een toneelstuk in het...
A
bioscoop
B
theater
C
winkel

Slide 16 - Quiz

Een ander woord voor snel is..
A
de techniek
B
de vaart
C
het gezelschap
D
de stunt

Slide 17 - Quiz

Wat kun jij tijdens de circusondelen doen?

1. oefenen op te treden
2. Acrobatiek
3. Koorddansen
4. Jongleren
5. Pantomime

Slide 18 - Slide

Acrobatiek (aan de keukentafel:)


stapel 5 onderwerpen op elkaar zodat deze niet omvallen
Maak de evenwichtsoefeningen naar.
Bedenk een "piramide" met 1 partner.


Slide 19 - Slide