zouten

Zouten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
ScheikundeNatuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zouten

Slide 1 - Slide

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
lading
plaats
1+
verwaarloosbaar
proton
neutron
elektron
kern
kern
geen
1-
elektronen-wolk
1,0u
1,0u
massa

Slide 2 - Drag question

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Deeltje 1 is een: 
Deeltjes 1 heeft de formule:
Dit deeltje gebaseerd op beryllium, met het symbool Be.
kern
molecuul
ion
elektronenwolk
Be2+
Be2-
2 e- te weinig
2 e- te veel

Slide 3 - Drag question

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Door het afstaan van een elektron raakt het natriumatoom 1 positief geladen.
Door het opnemen van een elektron raakt het chlooratoom 1 negatief geladen.
K-schil
proton
neutron
atoomkern
elektron
Cl
natriumchloride
ion
Cl1-

Slide 4 - Drag question





Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
element
atoomnr.
protonen
elektronen
neutronen
Mn4+
25
25
16
A
25
B
29
C
21
D
41

Slide 5 - Quiz

Een bepaald goud-ion bevat 76 elektronen,
79 protonen en 118 neutronen.

Wat is de lading van dit goud-ion?
A
1+
B
4+
C
3+
D
2+

Slide 6 - Quiz

In mineraalwater komen verschillende deeltjes voor. Een daarvan is nitraat.

Tot welk soort deeltjes behoort nitraat?
A
moleculen
B
atomen
C
metalen
D
ionen

Slide 7 - Quiz

Zouten zijn altijd ______ bij kamertemperatuur.

Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
A
vloeibaar
B
opgelost
C
gasvormig
D
vast

Slide 8 - Quiz

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
chroom(III)nitraat
Cr(NO3)3
Zouten bestaan altijd uit minimaal 1 postief geladen ion en 1 negatief geladen ion.
Een zoutformule of ionverhoudingsformule is altijd neutraal opgeschreven. Dat wil zeggen dat er evenveel postieve ladingen zijn als negatieve ladingen.
In een zoutnaam wordt de lading van het positieve metaal-ion tussen haakjes gezet met Romijnse telling. Dit hoeft alleen als er meerdere iontypes van zijn. Er bestaat bijvoorbeeld croom(III) en crhoom(VI).
3+ lading
index
metaal ion
1- lading
coëfficiënt
samengesteld ion
molecuul

Slide 9 - Drag question

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Type vergelijking?                     vergelijking
De binding tussen de ionen heet de ionbinding. Een elektrostatische aantrekkingskracht tussen positief en negatief geladen deeltjes.
De binding tussen de moleculen heet de Vanderwaalsbinding. Deze binding is afhankelijk van de massa van het molecuul.
Type rooster?                     rooster
In oplossing worden de losse ionen omringt door een watermantel. In de formule noteren we dit tussen haakjes met aq.
Watermoleculen zijn een soort kleine mini-magneetjes. Het zuurstof deel is iets negatief geladen en het waterstofdeel iets positief geladen. 
watermolecuul
positief ion
negatief ion
neerslag
indamp
neutraal
oplos
ion
reactie

Slide 10 - Drag question

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
goed oplosbaar
matig oplosbaar
slecht oplosbaar
koper(II)carbonaat
ijzer(III)fosfaat
magnesiumhydroxide
lood(II)chloride
calciumsulfaat
zilversulfaat
ammoniumsulfaat
calciumchloride
bariumbromide

Slide 11 - Drag question

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
1
chroom(VI)fluoride
2
(               )     (               )
3
4
(               )     (               )
5
Cr
Cr6+
F
F1-
1x
2x
3x
4x
5x
6x
7x
Cr6+
Cr
F
F1-
1
6
5
Cr6+
Cr
F
F6
F1-
Cr5+
Cr5+
Cr6

Slide 12 - Drag question

Welk positief ion vormt met
fosfaat-ionen een neerslag?
Gebruik binas.
A
kalium-ion
B
natrium-ion
C
zink(II)-ion
D
ammonium-ion

Slide 13 - Quiz

Positief ion
Negatief ion
Sleep de zinnen naar de juiste locatie.
Elektronen opnemen geeft een
Elektronen afstaan geeft een
Metaalatoom vormt een
Een niet-metaalatoom vormt een

Slide 14 - Drag question

Sleep de ionen naar de juiste locatie.
 CO32-
PO43-
OH-
NH4⁠+
NO3-
nitraat-ion
ammonium-ion
hydroxide‑ion
 fosfaat-ion
carbonaat-ion

Slide 15 - Drag question

Na2SO3
Cu3(PO4)2
Fe2(CO3)3
Sleep de juiste zoutnaam achter de verhoudingsformule.
natriumsulfaat
natriumsulfiet
koper(II)fosfaat
koper(IV)fosfaat
ijzer(II)carbonaat
ijzer(III)carbonaat

Slide 16 - Drag question

Sleep de volgende zouten naar de juiste locatie?
Goed
oplosbaar
Slecht
oplosbaar
Matig
oplosbaar
natriumnitraat
calciumsulfaat
magnesiumsulfide
aluminiumhydroxide
ijzer(II)fosfaat
kaliumfluoride
kwik(I)nitraat
lood(II)chloride

Slide 17 - Drag question

Sleep de onderdelen naar de juiste locatie.
Metalen
Zouten
Moleculaire stoffen
H2O
CuSn
CO2
Mangaan
CuCl
C₆H₁₂O₆
Natriumbromide

Slide 18 - Drag question

Welke stoffen zijn zouten? 
Sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.

NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
CO2
Fe2O3
SO3
BaF2
ZnS
SnCl2
K2O

Slide 19 - Drag question

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof

Slide 20 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
C6H12O6(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 21 - Quiz

Welke stoffen geleiden WEL stroom. 
Vloeibare moleculaire stof
Vloeibaar metaal
Vast zout
Vloeibaar zout
Vast metaal 
Vaste moleculaire stof

Slide 22 - Drag question

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.
TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik

Slide 23 - Drag question

ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
natriumjodide
CuO
NH3
methaan
KF
NH4+

Slide 24 - Drag question

Ionen
A
Geladen moleculen
B
moleculen
C
Atomen
D
Geladen Atomen

Slide 25 - Quiz

Geleid een moleculaire stof stroom?
A
nooit
B
alleen in opgeloste vorm
C
opgelost en gesmolten
D
altijd

Slide 26 - Quiz

Positief geladen ionen bestaan uit
A
niet-metalen (binas geel)
B
niet-metalen (binas blauw)
C
metalen (binas geel)
D
metalen (binas blauw)

Slide 27 - Quiz

negatief geladen ionen bestaan uit
A
niet-metalen (binas geel)
B
niet-metalen (binas blauw)
C
metalen (binas geel)
D
metalen (binas blauw)

Slide 28 - Quiz

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.

Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationeel)
keukenzout (triviaal)

Slide 29 - Slide

Zoutoplossingen
zouten bestaan uit positieve en negatieve Ionen (geladen deeltjes)
Vaste zouten geleiden geen stroom. Vloeibaar of gesmolten wel.
zouten (ionaire stoffen)

metaal  met  niet-metaal
(blauw)            (geel)

Slide 30 - Slide

10.1 Zouten: eigenschappen van zouten 
Dus zouten hebben de volgende eigenschappen:
  • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten hebben een kristalrooster
  • Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • Zouten hebben hoge smeltpunten
  • Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
  • vaste zouten geleiden geen stroom
  • de totale lading van een zout is nul


Slide 31 - Slide