Woorden The Big Game lesson 2

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Woorden thema 

The Big Game

Lesson 2

Wat gaan we doen vandaag?

- nieuwe woorden leren die bij het thema The Big Game horen

- oefenen met de woorden

Doel van vandaag :

- Ik weet de betekenis van minimaal 10 nieuwe woorden na deze les. 

wilderness

(wilduhnus)

wildernis

This book is about getting lost in the wilderness.

(Dit boek gaat over het verdwalen in de wildernis.)

traitor

(treetor)

verrader

My brother is a traitor and he will tell your secret to his friends.

(Mijn broer is een verrader en hij zal jouw geheim vertellen aan zijn vrienden.)

practise

(prektis)

oefenen

We can practise speaking English in class.

(Wij kunnen Engels praten oefenen in de klas)

wake up

(week up)

wakker worden

Why is it so difficult to wake up on Mondays?

(Waarom is het zo moeilijk om wakker te worden op maandag?)

shoot

(sjoet)

schieten

Stand still or I’ll shoot you

(Sta stil of ik schiet op jou)

deer

(deer)

hert

Oh no, we hit a deer! Stop the car!

(Oh nee, we hebben een hert aangereden! Stop de auto!)

run

(ran)

weglopen/ hardlopen

Run as fast as you can, Matthew

(Ren zo snel als je kunt, Matthew)

happen

(heppen)

gebeuren

What will happen in the second part of the film?

(Wat gebeurt er in het tweede deel van de film?)

plane

(pleen)

vliegtuig

My plane will land at Schiphol Airport at 1 p.m

(Mijn vliegtuig landt om 13.00 uur op Schiphol Airport)