GMK P1.1 - Quiz toedieningsvormen- en wegen

Wat is een voorbeeld van een toedieningsweg?
A
Capsule
B
Drank
C
Rectaal
D
Tablet
1 / 21
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is een voorbeeld van een toedieningsweg?
A
Capsule
B
Drank
C
Rectaal
D
Tablet

Slide 1 - Quiz

Wat is een kenmerk van een systemische werking?
A
Werkt door het hele lichaam
B
Toedienen op plaats van de klacht
C
Minder bijwerkingen dan bij lokale werking
D
Werkt snel

Slide 2 - Quiz

Wat is farmacotherapie?
A
Een website
B
Behandeling met geneesmiddelen
C
Soort psychologie
D
Iets met boeren

Slide 3 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een toedieningsvorm met lokale werking?
A
Capsule
B
Oordruppel
C
Tablet
D
Zetpil

Slide 4 - Quiz

Wat betekent auriculair?
A
Via de mond
B
Direct in de ader
C
Via het oor
D
Via het oog

Slide 5 - Quiz

Wat is een kenmerk van een lokale werking?
A
Werkt door het hele lichaam
B
Meer bijwerkingen dan systemische werking
C
Werkt relatief snel
D
Vaak in tablet

Slide 6 - Quiz

Een tablet neem je in via de mond.

Welke toedieningsweg is dat?
A
Oraal
B
Slikken
C
Systemisch
D
Tablet

Slide 7 - Quiz

Iemand krijgt een fentanyl pleister tegen de pijn.
Welke toedieningsweg is dat?
A
Cutaan
B
Fentanyl
C
Pleister
D
Transdermaal

Slide 8 - Quiz

Welke toedieningsweg heeft alleen een lokale werking?
A
Oculair
B
Oraal
C
Rectaal
D
Transdermaal

Slide 9 - Quiz

Als een geneesmiddel direct in de ader gespoten wordt, is de toedieningsweg:
A
Intraveneus
B
Intra-arterieel
C
Subcutaan
D
Intramusculair

Slide 10 - Quiz

1. Een capsule is een toedieningsweg
2. Rectaal is een toedieningsvorm
A
Beide zijn waar
B
1 is waar, 2 niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
Beide niet waar

Slide 11 - Quiz

Een tablet is een orale toedieningsvorm
Wat is de toedieningsvorm?
A
Tablet
B
Oraal
C
Systemisch
D
Lokaal

Slide 12 - Quiz

Tablet
Capsule
Kauwgom
Dragee

Slide 13 - Drag question

Welk soort tablet wordt ook wel een 'oplostablet' genoemd?
A
Dispertablet
B
Gewone tablet
C
Kauwtablet
D
Smelttablet

Slide 14 - Quiz

Bij welke tablet komen er bubbeltjes vrij als je het in een glas water doet?
A
Bruistablet
B
Dispertablet
C
Maagsapresistente tablet
D
Zuigtablet

Slide 15 - Quiz

Mag je een MSR-tablet oplossen in een glas water?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

In welke tablet heeft een geneesmiddel de langste werking?
A
Bruistablet
B
Gewone tablet
C
Tablet met vertraagde afgifte
D
Zuigtablet

Slide 17 - Quiz

Wat zijn oculoguttae?
A
Oordruppels
B
Oorzalf
C
Oogdruppels
D
Oogzalf

Slide 18 - Quiz

Welke toedieningsvorm gebruik je met een voorzetkamer?
A
Dosisaerosol
B
Ronde poederinhalator
C
Raket poederinhalator
D
Vernevelvloeistof

Slide 19 - Quiz

Welke toedieningsvorm voor op de huid werkt altijd systemisch?
A
Zalf
B
Creme
C
Gel
D
Pleister

Slide 20 - Quiz

1. Parenteraal betekent niet via het maag/darmstelsel
2. Parenteraal is meestal per injectie
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 21 - Quiz