1H herhaling haben/sein, uitspraak 24-3-2023


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

Regels in de klas
Voor Duits heb je bij je: boek 2, laptop en etui


Gedrag in de klas: 
bij binnenkomst, Handy (mobiele telefoon) in de telefoontas. Oortjes uit.
Laptop en boek op tafel, alles nog dicht. Wacht op instructie. Je bent stil.
Zelfstandig werken: in stilte of samen fluisterend.
Afsluiting: terugblik en huiswerk

Slide 2 - Slide

Lessonup
klascode
 tinjj



Slide 3 - Slide

Uitspraak Duitse letters
Je kunt woorden met een -G- goed in het Duits uitspreken.
Je kunt woorden met een -Z- goed in het Duits uitspreken
Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits

Slide 4 - Slide

Nakijken oefening vorige keer
Schritt 17
Aufgabe 1 A, Seite 13




Slide 5 - Slide

Uitspraak 
De spinner draait, 
Samen krijg je een beurt. 
Je spreekt samen het woord uit.
Je hebt 10 seconden.

Slide 6 - Slide

Uitspraak 
De spinner draait, 
Samen krijg je een beurt. 
Je spreekt samen het woord uit.
Je hebt 10 seconden.

Slide 7 - Slide

Zelfstandig werken
Maken:
Schritt 17
Aufgabe 3C, in tweetallen


Als je klaar bent dan in tweetallen Aufgabe 2.





Slide 8 - Slide

Herhalen koppelwerkwoorden
haben / sein

Slide 9 - Slide

vertaal:
wij hebben
A
ihr habt
B
wir haben
C
wir habt
D
ich habe

Slide 10 - Quiz

ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat

Slide 11 - Quiz

Haben: Er............
A
habt
B
hat
C
habet
D
hast

Slide 12 - Quiz

(haben) wir ......
A
habben
B
haben
C
habe

Slide 13 - Quiz

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 14 - Drag question

Ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 15 - Quiz

vertaal: ik heb

Slide 16 - Open question

sein
A
waren
B
zijn

Slide 17 - Quiz


Ich ...........................(sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 18 - Quiz

du .................... (sein)
A
sein
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 19 - Quiz

er ........ (sein)
A
bist
B
seid
C
ist
D
sind

Slide 20 - Quiz

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 21 - Quiz

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
   seit
 sein
 sein

Slide 22 - Drag question

vertaal: zij is

Slide 23 - Open question

vertaal de zin:
ik heb een huisdier.

Slide 24 - Open question

vul in:
............du ein Haustier?
A
habe
B
Hast
C
Ist
D
bin

Slide 25 - Quiz

vertaal:
Ik ben jarig.

Slide 26 - Open question

Ik kan de werkwoorden haben/sein vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Zelfstandig werken
Maken:
Schritt 18
Aufgabe 1, Seite 18
Aufgabe 2, Seite 19
Aufgabe 3, Seite19/20





Slide 28 - Slide

Huiswerk voor 5 april
Maken: (machen)
Schritt 18 
Aufgabe 1, Seite 18
Aufgabe 2, Seite 19
Aufgabe 3, Seite19/20
Leren: (lernen)
Blau: Grammatik (grammatica): werkwoorden haben, sein                   Seite 114
Blau: Vokabeln (woordjes): Schritt 21                                                                Seite 54






Slide 29 - Slide


Auf Wiedersehen

Slide 30 - Slide