Past Simple vs Continuous

Past Simple
De Past Simple gebruik je om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en dat het afgelopen is. Je kan dit herkennen aan de signaalwoorden: yesterday, last year, one minute ago

Bij regelmatige werkwoorden:
subject (onderwerp) + ww + -ed

Bij onregelmatige werkwoorden:
2e rijtje uit de OWW lijst






1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Past Simple
De Past Simple gebruik je om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en dat het afgelopen is. Je kan dit herkennen aan de signaalwoorden: yesterday, last year, one minute ago

Bij regelmatige werkwoorden:
subject (onderwerp) + ww + -ed

Bij onregelmatige werkwoorden:
2e rijtje uit de OWW lijst






Slide 1 - Slide

Past Simple - bevestigend

I
you
he/she/it

you
we
they



worked
worked
worked

worked
worked
worked

**Rule**


heel ww
+
-ed
Formule

subject + ww + -ed


Slide 2 - Slide

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 3 - Quiz

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 4 - Quiz

PAST SIMPLE:
Welke zin staat in de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I hear my mother.

Slide 5 - Quiz

Past Simple - ontkennend

I        did not
you        did not
he/she/it   did not

you        did not
we        did not
they        did not



work
work
work

work
work
work 

Rule!


Je gebruikt did not / didn't bij een ontkenning. Dit is de verleden tijd versie van:
do/does not
Let op!

Je gebruikt het hele werkwoord


Een ontkennende zin herken je aan het woordje not
Formule

subject + did not + heel ww


Slide 6 - Slide

Past Simple - vragend

did                         I
did                   you
did       he/she/it

did                   you
did                     we
did                  they



work ?
work ?
work ?

work ?
work ?
work ?

Rule!


Je gebruikt did bij een vraag. Dit is de verleden tijd versie van:
do/does 
Een vragende zin herken je aan het vraagteken
Formule

did + subject + heel ww + ?


Let op!

Je gebruikt het hele werkwoord


Slide 7 - Slide

Past Continuous
De Past Continuous gebruik je om aan te geven dat iets in het verleden bezig was. Je kan dit herkennen aan de signaalwoorden:

subject (onderwerp) + was/were + werkwoord + ing






Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Past Continuous - bevestigend

I
you
he/she/it

you
we
they



was       working
were     working
was       working

were    working
were    working
were    working

Formule
was/were + ww + -ing
was en were zijn de verleden tijd versies van ''to be''

Slide 10 - Slide

Past Continuous - ontkennend 

I
you
he/she/it

you
we
they



was      not   working
were    not   working
was      not   working

were   not   working
were   not   working
were   not   working

Een ontkennende zin herken je aan het woordje not
Formule

subject + was/were + not + ww + -ing

Slide 11 - Slide

Past Continuous - vragend

was
were
was

were
were
were



I                     working   ?
you               working   ?
he/she/it   working   ?

you               working   ?
we                 working   ?
they              working   ?

Een vragende zin herken je aan het vraagteken
 was/were + subject + ww + -ing + ?

Slide 12 - Slide

Past Simple / Past Continuous?


I ... (enjoy) the sun last Sunday.
A
enjoyed
B
have enjoyed
C
had enjoyed
D
had been enjoying

Slide 13 - Quiz

PAST CONTINUOUS

In welke zin wordt de Past Continuous gebruikt?
A
They film the event with a hidden camera.
B
They filmed the event with a hidden camera.
C
They are filming the event with a hidden camera.
D
They were filming the event with a hidden camera.

Slide 14 - Quiz

Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang was
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
timer
0:20
A
for, yet, never, ever
B
yesterday, last year, ago
C
always, often, usually, never
D
right now, at the moment

Slide 16 - Quiz

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 17 - Quiz

Wat is de past simple van buy?
A
buy
B
buyed
C
bought

Slide 18 - Quiz

Past Simple
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 19 - Quiz

Hoe maak je de past simple ?
A
Regelmatig: WW-en Onregelmatig: 2de rij
B
Regelmatig: WW+s Onregelmatig: 3de rij
C
Regelmatig: ww+ed Onregelmatig: 2de rij
D
Regelmatig: WW+ing Onregelmatig: 3de rij

Slide 20 - Quiz

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
timer
0:20
A
She was living in the city.
B
She lived in the city.
C
She has lived in the city.
D
She has been living in the city.

Slide 21 - Quiz

Welke zin heeft de past continuous?
A
I study when my phone rang.
B
I studied when my phone rang.
C
I was studying when my phone rang.
D
I was study when my phone rang.

Slide 22 - Quiz

Past Continuous:
Welke zin staat in de Past continuous?
A
They were living in poverty.
B
They are living in poverty.
C
They lived in poverty.
D
They have been living in poverty.

Slide 23 - Quiz

Past Simple / Past Continuous

She ... (feel) pretty sick yesterday
A
Past Continuous
B
Past Simple

Slide 24 - Quiz

Welk van de volgende is GEEN past continuous?
A
was walking
B
is sending
C
were talking
D
was visiting

Slide 25 - Quiz

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 26 - Quiz

welke is past continuous?
A
I ate a sandwich
B
I was eating a sandwich

Slide 27 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 28 - Quiz


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 29 - Quiz

Je gebruikt de Past Continuous als...
A
iets in de toekomst aan de gang is
B
iets nu bezig is
C
iets in het verleden een tijd bezig was
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 30 - Quiz

In welke zin staat de past continuous?
A
My parents went out for dinner.
B
They love to go out.
C
My father was wearing a suit and tie.
D
My mother looked lovely too.

Slide 31 - Quiz

Past Simple / Past Continuous

You ... (study) when she called.
A
Past Continuous
B
Past Simple

Slide 32 - Quiz