Herhaling werkwoordsoorten

Herhaling werkwoordsoorten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling werkwoordsoorten

Slide 1 - Slide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 2 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 3 - Drag question

Koppelwerkwoord
Koppelwerkwoorden

Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 4 - Slide

Koppelwerkwoord
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 5 - Slide

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 6 - Slide

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
In een naamwoordelijk  één koppelwerkwoord.
Eventuele andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.



Hij wordt vast zanger.
Koppelwerkwoord = wordt
Naamwoordelijk deel = zanger
Naamwoordelijk gezegde = wordt zanger
Worden, zijn en blijven zijn de belangrijkste koppelwerkwoorden.

Slide 8 - Slide

kww/hww/zww
Onthoud: een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

> Hij wordt gestoken door een mug
("wordt" is hww, "gestoken" = zww)
> Hij is ziek geworden
("is" = hww, "geworden" = kww)


Slide 9 - Slide

Zij zou naar school komen.

zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 10 - Quiz

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 11 - Quiz

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 12 - Quiz

Aan de slag

Hoofdstuk 3.8
> Opdracht 1 t/m 4 maken

Bij opdracht 1:
Het is niet erg als je nog niet weet wat WG en NG zijn!



Slide 13 - Slide