Les 23 11112019

Bonjour!
Lundi, le 11 novembre

Ga zitten, pak je boeken en je iPad. De les gaat zo beginnen!
Assieds-toi, prends tes livres et ton iPad. On va commencer!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour!
Lundi, le 11 novembre

Ga zitten, pak je boeken en je iPad. De les gaat zo beginnen!
Assieds-toi, prends tes livres et ton iPad. On va commencer!

Slide 1 - Slide

Petit teste Vocabulaire B


Traduis le mots!

Slide 2 - Slide

les légumes

Slide 3 - Open question

fatigué

Slide 4 - Open question

le vélo

Slide 5 - Open question

bouger

Slide 6 - Open question

presque

Slide 7 - Open question

par nuit

Slide 8 - Open question

dormir

Slide 9 - Open question

la viande

Slide 10 - Open question

Les devoirs

Huiswerk controle en eventuele vragen.
Nabespreken: Exercice 8 + 10 + 11A

Slide 11 - Slide

Aujourd'hui
Exercice 12: Luistervaardigheid, samen
Bron C: Grammaire > uitleg

Slide 12 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen
Zonder vraagwoord:

  1. De zin op vragende toon uitspreken
  2. Est-ce que voor de zin zetten, de rest van de zin blijft gewoon staan
  3. De Nederlandse manier, je draait het onderwerp en de persoonsvorm om

Slide 13 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen

De zin op vragende toon stellen:


Tu fais du sport. - Jij doet aan sport.
Tu fais du sport? - Doe jij aan sport?

Slide 14 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen

Est-ce que voor de zin zetten, de rest van de zin blijft gewoon staan


Tu fais du sport. - Jij doet aan sport.
Est-ce que tu fais du sport? - Doe jij aan sport?
(Est-ce que heeft geen Nederlandse vertaling.)

Slide 15 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen

De Nederlandse manier, je draait het onderwerp en de persoonsvorm om


Tu fais du sport. - Jij doet aan sport.
Fais-tu du sport? - Doe jij aan sport?
(De persoonsvorm en het onderwerp krijgen een - .)

Slide 16 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen
Met vraagwoord:

  1. Gewone zin + vraagwoord
  2. Vraagwoord + Est-ce que + de rest van de zin blijft gewoon staan
  3. Vraagwoord + omkering onderwerp en persoonsvorm

Slide 17 - Slide

Geef een Nederlands voorbeeld van een vraagwoord:

Slide 18 - Open question

Bron C Grammaire: Vragen stellen

De zin op vragende toon stellen:


Tu fais du sport quand? - Wanneer doe jij doet aan sport.

Slide 19 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen

Vraagwoord + Est-ce que + de rest van de zin blijft gewoon staan


Quand est-ce que tu fais du sport? - Wanneer doe jij aan sport?

Slide 20 - Slide

Bron C Grammaire: Vragen stellen

Vraagwoord + omkering onderwerp en persoonsvorm


Quand fais-tu du sport? - Wanneer doe jij aan sport?

Slide 21 - Slide

Exercice 13
A: Was de uitleg
B: Luisteren, klassikaal
C + D + E + F Zelfstandig

Slide 22 - Slide

A toi maintenant!
Bron C:
Fais: exercice 13c t/m f + 14
Klaar: Ga naar de online methode en ga daar Slim Stampen!

Slide 23 - Slide

Les devoirs pour mardi 12 novembre:
Apprends: Vocabulaire B FNNF
Apprends: Grammaire C
Répète: Vocabulaire A FNNF 
Fais: Exercice 13c t/m f + 14

Slide 24 - Slide

Wat neem je mee van deze les?

Slide 25 - Open question