Werkwoorden (ww) Deze woorden zeggen wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. In iedere zin staat tenminste 1 werkwoord.
Een werkwoord heeft ook verschillende vormen: ga, gaan, gaat, gingen, ging, gegaan.
Lidwoorden(lw) de, het, een
Zelfstandig naamwoorden (zn) Dit is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Bijvoorbeeld: Buurman, kat, tafel, glas, konijn, juffrouw.
Een naam van een mens of plaats is ook een zelfstandig naamwoord: Jan, Rotterdam