4. 10 jan: argumentatiestructuur deel 2 (H20) + herhaling periode 1 + literatuur (H1-3)

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4D

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, laptop

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4D

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, laptop

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
  • Herhaling les 20
  • Herhaling periode 1
  • Huiswerk bespreken
  • Aan de slag

Vandaag vrijdag 10 januari:

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel: Je kunt de argumentatiestructuur benoemen.
 
Schrijf in stilte op:
Welke structuren zijn er?
Leg per structuur uit hoe je de structuur herkent. 
timer
3:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Schrijf in stilte nevenschikkend onafhankelijke argumentatie op bij het volgende standpunt:

De kerstvakantie mag best een week langer duren. 
timer
3:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Open je laptop: 

herhaling periode 1

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welk alineaverband geeft het signaalwoord "maar" aan?
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Dat moet ik nog uit mijn hoofd gaan leren.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wij gaan onder die boom zitten, omdat het snikheet is.
'omdat'=
A
oorzakelijk verband
B
doel-middelverband
C
redengevend verband
D
concluderend verband

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Je moet signaalwoorden kunnen toepassen; daarvoor moet je ze goed kunnen onthouden. 'daarvoor'=
A
oorzakelijk verband
B
toelichtend verband
C
concluderend verband
D
doel-middelverband

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Terwijl ik in de ambulance lag, bleven de anderen in verwarring achter.
terwijl=
A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
vergelijkend verband

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Het lezen van een kerstkaart
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Beschouwen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Begin met dit recept een avond van tevoren. Doe de beide soorten rozijnen in een kom, zet ze onder water en laat dit een kwartier staan. Giet de rozijnen af in een zeef en laat ze een nacht drogen aan de lucht.
Doe voor het deeg de bloem, melk, gedroogde gist, basterdsuiker, het zout en ei in een kom en kneed daar een soepel brooddeeg van.
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Beschouwen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Beschouwen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een tekst kun je opdelen in drie delen, welke?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil en een overeenkomst tussen een onderwerp en hoofdgedachte?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Onderwerp - hoofdgedachte
Verschil: 
Onderwerp is een woord of woordgroep
Hoofdgedachte is een zin. 

Overeenkomst: 
Beide geven weer waar de tekst over gaat. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Er zijn drie vertelperspectieven. Welke?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Vertelperspectieven binnen een verhaal:
  • Ik-perspectief
  • Personaal perspectief
  • Alwetend / auctoriaal perspectief

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Lectuur
Literatuur
simpele verhaallijn
verrassend/uniek
personages uitgewerkt tot karakter
clichés
kritische houding
oppervlakkige personages
ruimte voor interpretatie

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Fictie = verzonnen verhalen


Lectuur:
  • simpele verhaallijn
  • voorspelbaar patroon (clichés)
  • oppervlakkige personages

Literatuur
  • diepgang
  • verrassend/uniek
  • personages uitgewerkt tot karakter
  • ruimte voor interpretatie
  • kritische houding

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Er zijn 11 functies van literatuur.
Geef er 3.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

11 functies van literatuur
  • persoonlijk: ontspanning, emotieverwerking, kennisvergaring van leven en  wereld, misstanden aan de kaak stellen, antwoord geven op vragen, genieten van stijl en de denkwereld achter het boek.
  • sociaal cultureel: uitbreiding woordenschat, taalgevoel, inzicht cultuur
Deze elf moet je kennen!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken
Laptop dicht en in je tas. 
Huiswerk erbij pakken. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 5: 
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie
  • Nevenschikkende onafhankelijk argumentatie
  • Nevenschikkende afhankelijk argumentatie

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6a: 


  • Standpunt = De Kijkwijzer moet verplicht zijn
  • 1 = niet alle films zijn geschikt voor kinderen. 
  • 2 = kinderen kunnen het verschil tussen echt en nep niet zien. 
  • 2 hangt gaat verder in op 1, niet op het standpunt. 
  • Onderschikkende argumentatie

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6a: 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6b: 


  • Standpunt = Ik heb echt niks met haar. 
  • 1 = ik val op grappige kleine vrouwen.
  • 2 = zij is niet klein en grappig
  • 2 staat niet los van 1. Beide argumenten gaan over het standpunt (daarom is het niet onderschikkend).  
  • Nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6b: 




Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6c: 


  • Standpunt = Het is onmogelijk dat je mij in Texas Steak House hebt gezien. 
  • 1 = Ik ben vegetariër.
  • 2 = Ik was op vakantie.
  • 1 en 2 staan los van elkaar en zeggen iets over het standpunt. 
  • Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6c: 



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6d: 


  • Standpunt = Ik ga niet op kanopolo
  • 1 = Mijn zus zit op kanopolo
  • 2 = Ik wil niet bij een verenging waar mijn zus bij zit. 
  • 1 en 2 horen bij elkaar. Beide argumenten gaan over het standpunt (daarom is het niet onderschikkend).  
  • Nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6d: 


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6e: 


  • Standpunt = Honden zijn leuker dan katten
  • 1 = honden lijken in gedrag op mensen
  • 2 = niet aanwezig 
  • Enkelvoudige argumentatie

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6e: 


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Maak opdracht 13 t/m 18 op pagina 96-97. 

Klaar? Maak een argumentatiestructuur van de argumenten in de tekst.

timer
12:00

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Literatuur
Maak aantekeningen

Slide 36 - Slide

tot hier
Tijd:

  • Vertelde tijd: de tijd in het verhaal
  • Bijvoorbeeld: 1 dag of 4 jaar

  • Verteltijd: de tijd die het kost om het verhaal te lezen
  • Bijvoorbeeld: 2 uur of 3 weken

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Ruimte:

  • Omgeving in het verhaal
  •  Beschrijf de ruimte van de afbeelding: 
timer
2:00

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Genre:

  • Psychologisch
  • Spannend
  • Liefde
  • Et cetera...

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Motieven:

  • De herhaling van gebeurtenissen, gedragingen en gevoelens van personages. 
  • Voorbeeld: een dobbelsteen die naar toeval verwijst. 
  • Voorbeeld: een roos die naar de liefde verwijst. 
  • Abstracter voorbeeld: roman Tweede Wereldoorlog: trouw en verraad

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Thema:

  • Een belangrijk onderwerp van een verhaal
  • Vaak één duidelijk thema, soms ook meerdere thema's te koppelen aan een verhaal
  • Bijvoorbeeld: zelfontwikkeling, vriendschap, eerlijkheid, 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Maak opdracht 6 op pagina 138. 

Schrijf de antwoorden in je schrift. 
timer
8:00

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

tijd over?

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Beantwoord de volgende vragen tijdens het kijken:

1. Wat is de vertelde tijd?
2. Hoe kun je de ruimte beschrijven?
3. Wat is het genre?
4. Herken je motieven?
5. Wat is het thema? 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

https://ntr.nl/KORT/7/detail/Kort-Mensendagen/VPWON_1289836

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

1. Wat is de vertelde tijd?
  • Misschien jaren, telkens opnieuw geboren worden als kikkervisje. Of: een periode van een paar maanden waarin de man van vrolijk naar stil gaat.  
2. Hoe kun je de ruimte beschrijven?
  • Grote ruime vijver met waterplanten en riet eromheen. Het huis waar de man woont is steriel opgezet, weinig planten of felle kleuren.  
3. Wat is het genre?
  • Psychologie

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
Les 20: argumentatiestructuur
- Enkelvoudig 
- Onderschikkend
- Nevenschikkend
Les 1-3: literatuur
Perspectief
Tijd
Ruimte
Genre
Motieven
Thema

Slide 47 - Slide

This item has no instructions