Nederlands H3 KGT/BK grammatica zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1

Wat gaan we doen? 

Vandaag: BK: Aan de slag opdrachten (20 min)
                     KGT: Uitleg Lessonup (20 min)

Morgen: BK: Uitleg Lessonup
KGT: Aan de slag (rest van de les); 

Klas opgedeeld

BK: Gaat nu aan de slag met de opdrachten 1 t/m 9. Zelf de theorie lezen. Die gaan we zo samen bespreken. 

KGT: Lessonup voor uitleg grammatica. Gaat daarna zelf aan de slag. 

Persoonsvorm

Persoonsvorm

Belangrijkste werkwoord in een zin. 

Drie manieren om hem te vinden: 
--> Tijdproef
--> Vraagproef
--> Kleiner/groter maken zin

Kinderen waarschuwden hun ouders.

________________

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

Gaan we vanmiddag zwemmen?

_____

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

Ik wil morgen mijn verjaardag vieren.

1. pv = wil
2. pv = ik
3. pv = vieren
4. pv = wil vieren

Zoek de pv:

Waarom heb jij gisteren gelogen?

1. pv = waarom
2. pv = gelogen
3. pv = jij
4. pv = heb

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde

De persoonsvorm is altijd onderdeel van het 

werkwoordelijk gezegde.

werkwoordelijk gezegde =

persoonsvorm + alle andere werkwoorden

OPDRACHT

In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde uit één woord ( de persoonsvorm).

Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.

Onderwerp

Onderwerp

Belangrijkste persoon, dier of ding in de zin. 

Hoe vinden? 
Wie/wat + persoonsvorm?

Ik loop naar Karel

1. ow = ik
2. ow = loop
3. ow = naar
4. ow = Karel

Hans wordt door iedereen gefeliciteerd.

1. Hans = ow
2. iedereen = ow
3. wordt = ow

In de bloemenwinkel liep de vrouw met een grote boog om Josje heen.

1. OW = de bloemenwinkel
2. OW = de vrouw
3. OW = een grote boog
4. OW = Josje

lijdend voorwerp

wie/wat + gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Voorbeeld:

Hij maakt zijn huiswerk.
WG: Maakt 
OW: Wie maakt huiswerk? Hij
LV: Wat maakt hij?
    
 antwoord: zijn huiswerk
    zijn huiswerk is lijdend voorwerp

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
Lv=?