toetsvragen verwijderd uit toets

toetsvragen verwijderd uit toets
1 / 29
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

toetsvragen verwijderd uit toets

Slide 1 - Slide

Noem drie dingen die de Romeinen overnamen van de Grieken, waardoor er een Grieks-Romeinse cultuur ontstond.

Slide 2 - Open question

De Romeinen veroverden grote delen van West-Europa. Ze legden de bevolking van de veroverde gebieden verplichtingen op.

Welk(e) van de onderstaande verplichtingen hoorde(n) daarbij?
A
de verplichting om belasting te betalen
B
de verplichting om de eigen godsdienst op te geven ten gunste van de Romeinse godsdienst
C
de verplichting om Latijn te leren
D
De verplichting om zich aan de Romeinse Keizer te onderwerpen.

Slide 3 - Quiz

Wat is de overeenkomst tussen de Romeinse republiek en de besturing in Athene?
A
Beide worden bestuurd door gewone burgers die gekozen zijn
B
Zowel in Athene als in Rome worden alleen aristocraten gekozen voor de senaat
C
Athene was een echte democratie, Rome niet
D
Bij beide werden alleen mannen gekozen en hadden alleen mannen kiesrecht

Slide 4 - Quiz

Wat is NIET waar over het Romeinse leger
A
De soldaten namen hun vrouwen mee
B
De soldaten liepen 40 km per dag
C
Mannen wilde graag in het leger, daar kreeg je eten en salaris
D
De soldaten bestond alleen uit soldaten te voet

Slide 5 - Quiz

In welke periode ging Egypte bij het Griekse rijk horen?
A
tussen 380-30 v. Chr.
B
tussen 200 v. Chr. -500 n Chr.
C
tussen 175 - 3 v. Chr.
D
44 v. Chr en 11 na Chr.

Slide 6 - Quiz

Door wie werd Rome gesticht?

A
Julius en Tullius
B
Romulus en Remus
C
Socrates en Aristoles
D
Romes en Remulesco

Slide 7 - Quiz

Dit kaartje laat Romeinse verdedigingswerken langs een Nederlandse rivier zien.
Welke rivier is op de kaart aangegeven?
A
de IJssel
B
de Maas
C
de Rijn
D
de Waal

Slide 8 - Quiz

Hier zie je een monument uit de Romeinse tijd. Welke activiteiten werd hier gehouden?
A
Toneelspelen
B
Gladiatoren gevechten
C
Dit is een badhuis
D
Paardenraces

Slide 9 - Quiz

De Romeinen veroverden grote delen van West-Europa. Ze legden de bevolking van de veroverde gebieden verplichtingen op.

Welk(e) van de onderstaande verplichtingen hoorde(n) daarbij?
A
de verplichting om belasting te betalen
B
de verplichting om de eigen godsdienst op te geven ten gunste van de Romeinse godsdienst
C
de verplichting om Latijn te leren
D
De verplichting om zich aan de Romeinse Keizer te onderwerpen.

Slide 10 - Quiz

Wat is de overeenkomst tussen de Romeinse republiek en de besturing in Athene?
A
Beide worden bestuurd door gewone burgers die gekozen zijn
B
Zowel in Athene als in Rome worden alleen aristocraten gekozen voor de senaat
C
Athene was een echte democratie, Rome niet
D
Bij beide werden alleen mannen gekozen en hadden alleen mannen kiesrecht

Slide 11 - Quiz

Wat is waar over het Romeinse leger
A
De soldaten kregen geen salaris
B
Ze liepen 40 km per dag
C
De soldaten bestonden voornamelijk uit krijgsgevangenen
D
De Romeinen hebben heel Nederland veroverd

Slide 12 - Quiz

Door wie werd Rome gesticht?

A
Julius en Tullius
B
Romulus en Remus
C
Socrates en Aristoles
D
Romes en Remulesco

Slide 13 - Quiz

Dit kaartje laat Romeinse verdedigingswerken langs een Nederlandse rivier zien.
Welke rivier is op de kaart aangegeven?
A
de IJssel
B
de Maas
C
de Rijn
D
de Waal

Slide 14 - Quiz

Julius Caesar veroverde tijdens zijn leven grote delen van West-Europa, waarbij ook een deel van ons land bij het Romeinse rijk gevoegd werd. Hij schreef in zijn boek De Bello Gallico de eerste geschreven berichten over deze gebieden. In ons land eindigde hiermee de prehistorie. Wanneer was dat?
A
rond het jaar 200 v.Chr
B
rond het jaar 50 v.Chr.
C
rond het jaar 150 n Chr
D
rond het jaar 250 n Chr

Slide 15 - Quiz

Hier zie je een monument uit de Romeinse tijd. Welke activiteiten werd hier gehouden?
A
Toneelspelen
B
Gladiatoren gevechten
C
Dit is een badhuis
D
Paardenraces

Slide 16 - Quiz

Cleopatra was de koningin van Egypte van v. Chr tot 30 v. Chr. Zij had een affaire met Julius Caesar.
Waarom werd zij zijn minnares?
A
Ze vond Caesar heel aantrekkelijk
B
Ze wilde haar positie als koningin van Egypte veilig stellen
C
Ze wilde de economie in Egypte stimuleren
D
Ze wilde graag een rijke man

Slide 17 - Quiz

Waarom pleegde Cleopatra waarschijnlijk zelfmoord?
A
Ze wilde niet gedood worden door Octavianus
B
Ze hield nog steeds van Julius Caesar
C
Ze was failliet
D
Ze was depressief

Slide 18 - Quiz

Rond welke tijd ontstonden en bestonden er zulke steden?
A
Rond 400 v Chr.
B
Rond 100 n. Chr
C
Rond 800 n Chr.
D
Rond 1200 n Chr.

Slide 19 - Quiz

Wat waren volgens de legende de laatste woorden van Caesar?
A
Ook gij Brutus
B
Veni vidi vici
C
Cleopatra voor altijd
D
Memento mori

Slide 20 - Quiz

Wat is niet een afgeleide van Julius Caesar?
A
De keizersnee
B
De kalender met 365 dagen
C
Caesar salade
D
De uitspraak: “Ik kwam, ik zag en ik overwon.”

Slide 21 - Quiz

De verleden tijd wordt ingedeeld in vijf perioden .
In welke letter staan deze vijf perioden in de juiste tijdsvolgorde (van heel vroeger naar nu)?

A
prehistorie --> oudheid --> middeleeuwen --> vroegmoderne tijd --> moderne tijd
B
prehistorie --> oudheid --> middeleeuwen --> moderne tijd --> vroegmoderne tijd
C
prehistorie --> oudheid --> vroegmoderne tijd --> middeleeuwen --> moderne tijd
D
prehistorie --> middeleeuwen --> oudheid --> vroegmoderne tijd --> moderne tijd

Slide 22 - Quiz

Julius Caesar veroverde tijdens zijn leven grote delen van West-Europa, waarbij ook een deel van ons land bij het Romeinse rijk gevoegd werd. Hij schreef in zijn boek De Bello Gallico de eerste geschreven berichten over deze gebieden. In ons land eindigde hiermee de prehistorie. Wanneer was dat?
A
rond het jaar 200 v.Chr
B
rond het jaar 50 v.Chr.
C
rond het jaar 150 n Chr
D
rond het jaar 250 n Chr

Slide 23 - Quiz

Cleopatra was de koningin van Egypte van v. Chr tot 30 v. Chr. Zij had een affaire met Julius Caesar.
Waarom werd zij zijn minnares?
A
Ze vond Caesar heel aantrekkelijk
B
Ze wilde haar positie als koningin van Egypte veilig stellen
C
Ze wilde de economie in Egypte stimuleren
D
Ze wilde graag een rijke man

Slide 24 - Quiz

Hoe verleidde Cleopatra Julius Caesar?
A
Door een magische dans op te voeren
B
Door hem te onthalen met een heerlijke maaltijd
C
Door zich in een tapijt te rollen
D
Door indruk op hem te maken met haar geweldige leger

Slide 25 - Quiz

Rond welke tijd ontstonden en bestonden er zulke steden?
A
Rond 400 v Chr.
B
Rond 100 n. Chr
C
Rond 800 n Chr.
D
Rond 1200 n Chr.

Slide 26 - Quiz

Hoe kwam het dat Egypte bij het Romeinse rijk ging behoren?
A
Nero veroverde Egypte
B
Omdat keizer Augustus met Cleopatra trouwde
C
Doordat Octavianus Egypte inlijfde
D
Egypte heeft nooit tot het Romeinse rijk behoord.

Slide 27 - Quiz

Wat waren volgens de legende de laatste woorden van Caesar?
A
Ook gij Brutus
B
Veni vidi vici
C
Cleopatra voor altijd
D
Memento mori

Slide 28 - Quiz

Wat is niet een afgeleide van Julius Caesar?
A
De keizersnee
B
De kalender met 365 dagen
C
Caesar salade
D
De uitspraak: “Ik kwam, ik zag en ik overwon.”

Slide 29 - Quiz