1.2 Consumeren met of zonder geld

Hoofdstuk 1: Behoeften
Paragraaf 2: Consumeren met en zonder geld
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1: Behoeften
Paragraaf 2: Consumeren met en zonder geld

Slide 1 - Slide

Deze les:
- korte terugblik op vorige les
- uitleg paragraaf 1.2
- opdrachten 1.2 maken
- opdrachten 1.1 en 1.2 nakijken

Slide 2 - Slide

Vorige les begrippen:
  • Goederen
  • Diensten
  • Consumeren
  • Prioriteiten stellen (gebrek aan?) 

Slide 3 - Slide

Begrippen 1.2 Consumeren met of zonder geld. 
  • Manieren van consumeren
  • Collectieve voorzieningen
  • Particuliere voorzieningen

Slide 4 - Slide

Consumeren kan door:
  1. Kopen bij een bedrijf  (je koopt een broodje)
  2. Zelfvoorziening (je bakt een cake)
  3. De natuur (je zit in de schaduw van de boom)
  4. Collectieve voorzieningen (je loopt over de weg naar school)

Slide 5 - Slide

1. Kopen bij een particulier bedrijf
  • consumeren door te kopen -> een particulier bedrijf wil winst maken.

Welk bedrijf wil nog meer winst maken?

Slide 6 - Slide

2. Zelfvoorziening
Zelfvoorziening = de onbetaalde productie voor je eigen behoeften door jezelf of door mensen in je omgeving.

Wat zie je op de foto aan zelfvoorziening?

Slide 7 - Slide

3. consumeren door de natuur
  • Natuurschoon
  • Grondstoffen 

Slide 8 - Slide

4. Collectieve voorzieningen
Je kunt consumeren door gebruik te maken van collectieve voorzieningen.

  • geregeld door de overheid.
  • betaald met belastinggeld (dus door ons allemaal).
  • iedereen mag er gebruik van maken.
  • soms betalen gebruikers een bijdrage.


Slide 9 - Slide

Collectieve voorzieningen

Slide 10 - Drag question

Wat is een voorbeeld van de particuliere sector?
A
brandweer
B
marktplaats
C
ziekenhuis
D
school

Slide 11 - Quiz

Wat is zelfvoorziening?
A
Dat je jezelf voor je ziet
B
Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
C
Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
D
Wanneer je producten verkoopt in je winkel

Slide 12 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Winstgevende sector

Slide 13 - Quiz

Wie werkt er in de collectieve sector?
A
Politie
B
Leraar
C
Marktverkoper
D
Supermarkt medewerker

Slide 14 - Quiz