Tekstbegrip en Structuur

Tekstbegrip en Structuur
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstbegrip en Structuur

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Begrijpen wat tekststructuur is en waarom het belangrijk is.
- Verschillende tekstsoorten en tekstdoelen herkennen.
- Tekstopbouw en tekstverbanden begrijpen.
- Werken met verwijswoorden, signaalwoorden en               woordbetekenis.
- Oefenen met opdrachten en een quiz

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis activeren
- Wat is een tekst?  Waarvoor gebruik je een tekst?
- Kun je verschillende soorten teksten noemen?
- Hoe weet je wat het doel van een tekst is?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

TEKST

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Tekstdoelen
-Informeren: 

-Overtuigen: 

- Activeren: 

- Amuseren: 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tekstsoorten
- Nieuwsbericht →    informerend
- Reclamefolder →     activerend
- Opinieartikel →        overtuigend
- Roman of strip →     amuserend

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tekstopbouw
- Inleiding:             introductie van het onderwerp
  
- Middenstuk:       uitleg en details, verdeeld in alinea’s

- Slot:                        samenvatting of conclusie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Tekststructuur
- Opsommingsstructuur: 
- Tijdsstructuur: 
- Oorzaak-gevolg: waarom iets gebeurt (doordat, daardoor)
- Vergelijkende structuur
- Probleem-oplossing: 
- Argumentatie structuur 
- Voorbeeld structuur 

Slide 8 - Slide

Tekststructuur is de manier waarop een tekst is opgebouwd 
Beter begrijpen 
belangrijste info sneller vinden

Drie hoofdonderdelen;

1 inleiding       onderwerp geïntroduceerd
2 Middenstuk  info uitgewerk deelalinea   3 Slot       conclusie samenvatting
Tekstverbanden
- Tegenstelling:              maar,echter,daarentegen
- Oorzaak-gevolg:        doordat, daardoor, zodat
- Voorbeeld:              bijvoorbeeld, zoals, namelijk
- Conclusie:                          dus, kortom, daarom

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
- Verwijzen naar iets of iemand
- Deze, die, dit, dat:
- Hij, zij, het: 
- Waar, waarin, waarmee

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
- Geven een verband aan tussen zinnen en alinea’s
- Opsomming:                          ten eerste, ook, bovendien
- Tijd:                                             eerst, daarna, toen, later
- Tegenstelling                          maar ,echter, toch
- Oorzaak-gevolg:                    doordat, zodat, hierdoor
-Voorbeeld:                                 bijvoorbeeld, zoals , 
- Conclusie:                                  dus, kortom, daarom

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Woordbetekenis
- Uitleggen door context 

- Let op synoniemen en tegenstellingen

- Gebruik een woordenboek.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vul het juiste signaalwoord in
1. We moesten opschieten, __________ kwamen we te laat.
2. Hij houdt van sport, __________ voetbal en tennis.
3. Het regende hard, __________ werd de wedstrijd afgelast.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

. Wat is het doel van een **informatieve** tekst?

A
overtuigen
B
amuseren
C
begeleiden
D
informeren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

2. Welk woord is een signaalwoord van oorzaak-gevolg?

A
net als
B
doordat
C
ten eerste
D
want

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekststructuur past bij **een opsomming**?
A
opsommingstructuur
B
tijdstructuur
C
vergelijkende structuur
D
probleem-oplossing structuur

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting en Evaluatie
- Wat heb je vandaag geleerd?
- Waarom is tekststructuur belangrijk?
- Heb je nog vragen?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions